Lees verder
De eigenaren van de Nederlandse kolencentrales willen van steenkool af en alleen nog stroom opwekken uit biomassa. 'De kolen moeten eruit, niet de centrales', zegt directeur Taco Douma van RWE vandaag in het AD.
Redactie / Nederland

In het Regeerakkoord staat dat de laatste vijf kolencentrales in Nederland voor 2030 dicht moeten om de CO2-uitstoot te verminderen, zoals afgesproken in het klimaatverdrag van Parijs. Energiebedrijven RWE, Engie en Uniper zijn daar niet blij mee. Zij hebben bijna zes miljard euro geïnvesteerd in drie splinternieuwe kolencentrales op de Maasvlakte en in het Groningse Eemshaven.

Biobased materialen

Daarom stelt RWE voor de centrales open te houden door ze vóór 2030 voor 100 procent op biomassa te laten draaien. Volgens topman Douma is het mogelijk om de CO2 die daarbij vrijkomt af te vangen en te gebruiken voor onder meer biobased materialen. Op die manier wordt volgens de topman vier keer zoveel uitstoot van broeikasgas bespaard dan haalbaar is door de centrales te sluiten. RWE is de grootste producent van stroom uit steenkool in Nederland.

Ook Engie en Uniper willen van de kolen af. Een woordvoerder van Engie stelt eveneen geen toekomst meer te zien in kolen en het volledig ombouwen voor bio-reststromen te onderzoeken.

Fors prijskaartje

Volgens Annelies Huygen, energiedeskundige van TNO, is sluiting van de kolencentrales een dure optie, die weinig oplevert. De overheidscompensatie aan energiebedrijven zou de belastingbetaler vele miljarden kosten, terwijl de totale Europese CO2-uitstoot er niet door vermindert, ‘omdat andere landen dan méér CO2 mogen uitstoten.’

Aan de omschakeling naar biomassa hangt echter ook een fors prijskaartje. RWE ontvangt de komende acht jaar bijna 1 miljard euro subsidie om biomassa bij te gaan stoken in zijn centrales in Geertruidenberg (foto) en de Eemshaven.

Deze maand starten de onderhandelingen over financiële compensaties. Voor de zomer wil het kabinet met energiebedrijven en milieuorganisaties een Klimaat- en Energieakkoord sluiten.