Lees verder
In een brief aan de Tweede Kamer gaf minister Carola Schouten (LNV) eind vorige week een opzet voor de Nationale Eiwitstrategie (NES). Het plan zet in op drie sporen: lokale teelt van eiwitrijke gewassen, ontwikkeling van alternatieve eiwitbronnen en verwaarden van reststromen.
Redactie / Den Haag

Het eerste spoor betreft selectieve inzet op de teelt van bepaalde eiwitrijke gewassen in Nederland of, via export van Nederlandse kennis, elders in Europa. Zo kunnen vlinderbloemigen als lupine en veldbonen -die tevens bijdragen aan de Nederlandse biodiversiteit- zeer geschikt zijn voor toepassingen in veevoeders en als grondstof voor de productie van plantaardige half- of eindproducten voor voedseltoepassingen.

In Nederland is beperkt ruimte beschikbaar voor de teelt van eiwitrijke gewassen. Een toename in areaal zal ingepast moeten worden in het akkerbouw-bouwplan. Hier liggen kansen om gelijktijdig in te zetten op verduurzaming in de akkerbouw richting bodem en milieu, verbreding van het bouwplan en kan bijdragen aan een verdere invulling van de kringlooplandbouw.

Alternatieve eiwitbronnen

Het tweede spoor betreft innovatie en ontwikkeling van nieuwe eiwitbronnen, zoals microbiële eiwitbronnen (algen, bacteriën en schimmels), aquacultuur (bijvoorbeeld zeewier, eendenkroos, schelpdieren), kweekvlees en insecten.

Veel van deze nieuwe eiwitbronnen bevinden zich nog in de beginstadia van onderzoek, of zijn nog niet toepasbaar binnen de huidige wetgeving, wat betekent dat er flinke stappen genomen moeten worden voordat verantwoorde productie en consumptie mogelijk is. Daar wordt vooral onderzoek naar gedaan binnen publiek-private partnerschappen in samenwerking met de Topsectoren. Op 1 april dit jaar is een nieuwe oproep gedaan voor onderzoekprojecten. Hiervoor is een budget van € 15 miljoen per jaar.

Reststromen

Het derde spoor is eiwitproductie middels de verwaarding van reststromen, zoals keukenafval, slachtafval of biomassa op een veilige manier inzetten voor veevoer of het extraheren van hoogwaardige eiwitten uit bijproducten. De reststromen binnen dit spoor zijn groene stromen uit de primaire sector (bijvoorbeeld bietenblad), de verwerking (bijvoorbeeld bierbostel, diermeel en visafval), de retail (voormalig voedingsmiddelen), horeca en consumenten (keukenafval), en maaisel en groenbemesting.

LNV heft een Team Reststromen opgericht om ondernemers die reststromen willen gebruiken te helpen, o.a. door ruimte te zoeken binnen de bestaande regelgeving. Het zwaartepunt van de vragen die binnenkomen ligt momenteel op het verwaarden van voormalig voedingsmiddelen, keukenafval en reststromen van de plantaardige voedselproductie. Op de lange termijn gaat het om prioriteiten voor beleid met het oog op eventuele aanpassing van (meestal Europese) regelgeving. Daarnaast laat Schouten experimenten, onderzoek en risicobeoordelingen uitvoeren die kunnen bijdragen aan het verruimen van de wettelijke mogelijkheden op de lange termijn.

Consumenten

Op het gebied van het aanbod is verdere verbetering van de huidige generatie nieuwe eiwitproducten nodig, qua smaak, structuur, kwaliteit, duurzaamheid en prijs. Een voorwaarde voor succes is echter ook dat er een verschuiving in het eetgedrag van consumenten plaatsvindt naar minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten. In dit verband zet het kabinet in op een eetpatroon dat de leefomgeving minder belast, met een gezonde balans tussen dierlijk en plantaardig eiwit in het eetpatroon en vermindering van de gemiddelde overconsumptie van eiwit in Nederland.

De minister verwacht eind dit jaar de uitgewerkte NES aan de Tweede Kamer te kunnen sturen.

Beeld: Cyrustr/Shutterstock