Lees verder
Als kritische succesfactor bij innovaties wordt vaak de gouden driehoek van samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven genoemd. Hoewel men zich af kan vragen of in de biobased economy dit niet eerder een vierkant moet zijn door ook de maatschappij, c.q. de consument, erbij te betrekken.
Hans Derksen

Overheden zijn hard nodig om te voorkomen dat op oude, fossiele economie gebaseerde regelgeving niet onnodig de gewenste duurzame innovaties belemmert. Kennisinstellingen beschikken over nieuwe technologie en bedrijven kunnen dit tot een commercieel succes maken. Als ook de consument overtuigd is van het (maatschappelijke) voordeel van de innovatie en er ook marktvraag ontstaat, is het doel bereikt. Toch? Voor grote bedrijven en met name voor grote kennisinstellingen kan dit model inderdaad goed werken, temeer omdat de overheid dit soort publiek-private samenwerkingsverbanden stimuleert en kennisinstellingen in toenemende mate financieel afhankelijk zijn van dergelijke constructies.

Voor het kleinere mkb, waar volgens EZ in Nederland de grootste innovatiekracht schuilt, is het echter niet vanzelfsprekend dat dit de enige manier is om tot nieuwe productmarktcombinaties te komen.

De samenwerking tussen kleine, innovatieve bedrijven, die elkaar in de waardeketen kunnen helpen en kruisbestuiven, werkt in veel gevallen minstens zo goed. Het voordeel is dat door betrokkenen veel sneller gedacht wordt in kansen en markten en minder in technologische hoogstandjes. De ondernemers moeten hierbij aan het roer staan, niet de kennisinstellingen. Zonder afnemer is een uitvinding immers nog geen innovatie.

Een mooi voorbeeld is het Praktijkcentrum Eiwit Onderzoek (PEO) in Groenlo (Gelderland). Dit samenwerkingsverband van ondernemingen, die allen op hun manier kansen zien in eiwitbioraffinage, zet een centrum op waar gezamenlijk laben pilotschaal onderzoek kan worden uitgevoerd en waar kennis kan circuleren. Kennisinstellingen worden niet structureel, maar vooral ad hoc en vraaggestuurd hierbij betrokken. De focus ligt op het creëren van haalbare, kansrijke verdienmodellen. Probleemoplossing en kostenbesparing staan centraal. Misschien niet helemaal de klassieke gouden driehoek, maar ook deze bottom-up, innovatiegerichte samenwerkingsverbanden verdienen het om door de overheid aangemoedigd en ondersteund te worden.