Een belangrijk aspect van de biobased economy is het meer biobased maken van de petrochemie. Een sector gebaseerd op petroleum als grondstof, die – o ironie – wel degelijk biobased is, maar niet hernieuwbaar. Een meer accurate definitie zou dan ook een “renewable biomass based chemical industry” zijn. Waar ik me 10 à 15 jaar geleden vaak een soort Jehova’s getuige voelde wanneer ik bedrijven benaderde met ‘biobased ideeën’, is die situatie nu volledig veranderd. We zijn welkom en hebben vele volgers gekregen. Nieuw is de trekkende kracht vanuit belangrijke brand owners van consumentenproducten. Het leek er zelfs even op, een aantal jaar geleden, dat de grote petrochemische bedrijven op de “biobandwagon” zouden gaan springen. Helaas, met de komst van schaliegas en schalie-olie was het voor deze bedrijven weer business as usual.
Nee, de drijvende kracht voor de biobased economy zal de komende jaren toch vooral vanuit de agrofoodindustrie moeten komen. Hopelijk met de papier- en pulpverwerkende industrie als runner up en met eindgebruikers en grote brand owners als trekkende krachten. Zo’n scenario maakt de introductie van meer specialty chemicals en producten gebaseerd op de unieke samenstelling veel waarschijnlijker dan dropins. Vanuit Wageningen UR Food & Biobased Research kunnen we hier uitstekend aan blijven bijdragen met onze chemo-katalytische en biotechnologische kennis. We geloven in het belang van het cascadering. Vernieuwende ideeën zoals syntheseroutes voor koolhydraatderivaten op basis van agrozijstromen, voor specifieke bioaromaten, nieuwe mogelijkheden voor de oleochemie en zelfs – op de lange termijn – kansen voor directe CO2-conversie, worden met veel belangstelling ontvangen. Op korte tot middellange termijn zal de “renewable biomass based chemical industry” zich niet in plaats van, maar naast de petrochemie ontwikkelen, een deel van de groei absorberen en er geleidelijk mee integreren.