Lees verder
De komende zeven jaar gaan de Europese Commissie, de EU-lidstaten en Europese bedrijven meer dan 22 miljard euro investeren in innovatie in sectoren die kwalitatief hoogstaande banen leveren.
Lambert van Nistelrooij

Het geld wordt gestoken in publiek-private partnerschappen en combineert daarmee publieke en private financiering. De EU laat hiermee zien dat de nieuwe begroting voor de jaren 2014-2020 gericht is op groei.
Het toont tevens aan dat publieke én private investeringen nodig zijn om de leiding in belangrijke technologiesectoren te behouden. Immers, alleen door innovatie, ondernemerschap en bedrijvigheid te stimuleren, kan de industrie van de 21e eeuw een belangrijke plaats krijgen in Europa. Het bundelen van krachten daarbij helpt alle partijen vooruit.
Het nieuwe publiek-private partnerschap voor de biobased economy laat zien dat het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en innovatieve technologieën voor groenere alledaagse producten hoog op de Europese agenda staat.

Met een investering van 3,8 miljard euro wordt een enorme impuls worden gegeven aan het gebruik van groene grondstoffen als basis voor materialen, chemicaliën maar ook voor energie. Hiervoor willen de leden van het consortium, dat het programma zal leiden, bruggen slaan tussen sectoren als de chemie, landbouw, agrarische en voedingsmiddelenindustrie, papier en energie.
Ik moet de mensen en organisaties die jaren hebben geijverd voor dit programma, een groot compliment geven. ‘Biobased Industries’ is de enige nieuwe ‘joint undertaking’ in het pakket van 22 miljard. Andere initiatieven die innovatie en onderzoek in de luchtvaart en medische sector stimuleren, bestonden al en worden nu voor zeven jaar verlengd. Bovendien leggen de bedrijven een stevig bedrag op tafel. Dat toont aan dat publiek en privaat samenbrengen werkt.

Als rapporteur voor het Europees Parlement mag ik mij de komende maanden bezighouden met het afronden van de wetgeving voor de biobased joint undertaking. Mijn inzet is helder: ik wil het bedrijfsleven en de onderzoeksinstellingen in de ‘drivers seat’ houden. Na diverse constructieve gesprekken met leden van het Biobased Industries Consortium, de Europese Commissie en andere belanghebbenden, heb ik de overtuiging dat het voorstel goed in elkaar zit.

Wel wil ik in de debatten en onderhandelingen die volgen, aandacht vragen voor enkele punten. Zo wil ik de deelname van het mkb beter verankeren in de verordening. Kleinere ondernemingen zijn namelijk uitstekend gepositioneerd om met nieuwe en bestaande kennis innovaties te realiseren en deze snel op de markt te brengen.

Ook wil ik de betrokken bedrijven en kennisinstellingen aanmoedigen om aansluiting te zoeken bij de ‘slimmespecialisatiestrategieën’ in Europese regio’s. Dit bevordert de clustervorming, die we in de Vlaams-Nederlandse Delta al kennen, ook in andere delen van Europa. Voorts wil ik aandacht vragen voor het opleiden van mensen. Europa staat aan de vooravond van een ‘battle for talent’. We hebben de komende jaren meer goed geschoolde mensen op alle niveaus nodig om onze bedrijvigheid en welvaart te behouden. Dat vraagt om betrokkenheid bij het onderwijs van alle partijen die de biobased economy vooruit willen brengen. Bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden kunnen in crisistijden gezamenlijk het verschil maken met investeringen in onderzoek en innovatie. Het is zaak de versnelling weer in zijn vooruit zetten. De biobased sector en de Europese Unie willen dat samen doen door krachten te bundelen. Ik verwacht dat het Europees Parlement en de lidstaten snel tot een akkoord kunnen komen. Aan de slag dus!