De NEa heeft de wettelijke taak om jaarlijks aan de staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat te rapporteren over de Nederlandse resultaten voor de wet- en regelgeving energie voor vervoer. Het gaat daarbij onder meer om de totale hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare energie in een kalenderjaar en de bijbehorende duurzaamheidskenmerken.
Geen palmolie
Biobrandstoffen die dienen als dieselvervangers en biogas zijn in 2017 geheel uit afvalstromen en residuen geproduceerd. Gebruikt frituurvet levert de grootste grondstofbijdrage (61%) aan de leveringen van biobrandstof in 2017. Brandstoffen gemaakt van gebruikt frituurvet en dierlijk vet hebben de laagste emissiefactor van alle hernieuwbare brandstoffen op de Nederlandse markt. Minder duurzame alternatieven van palm- of sojaolie worden in Nederland niet gebruikt.
Volgens de NEa-rapportage zijn alle in 2017 gebruikte grondstoffen ISCC-gecertificeerd. Dit betekent bijvoorbeeld dat er geen ontbossing heeft plaatsgevonden en dat de grondstoffen niet worden geteeld op veengrond. Alle grondstoffen voor biobrandstof voldoen daarmee aan de Europese duurzaamheidseisen uit de Renewable Energy Directive (RED).
Klimaatverandering
Op basis van de Brandstofkwaliteitsrichtlijn dienen bedrijven die brandstoffen op de markt brengen de CO2-emissieprestatie van die brandstoffen in 2020 met 6% te verminderen. De lage CO2-emissiewaarde van de gebruikte biodiesel draagt daar in grote mate aan bij. In 2017 lag het reductiepercentage op drie en daarmee is de helft van deze doelstelling gerealiseerd.
Frans Claassen, directeur van MVO – de ketenorganisatie voor oliën en vetten: ‘Het gebruik van biobrandstoffen in de transportsector is van belang bij het tegengaan van klimaatverandering en het realiseren van de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs uit 2015. Biobrandstoffen zullen een belangrijke rol blijven spelen bij het verduurzamen van de transportsector.’