Ook voor Europa is het nu duidelijk dat een integrale systeemverandering nodig is in de productie-, consumptie- en afvalpatronen van haar inwoners. “De EU neemt het voortouw door (voedings)afval en reststoffen om te zetten in hoogwaardige producten, groene chemische stoffen, levensmiddelen en textiel. Onderzoek en innovatie spelen daarbij een hoofdrol. Zo versterken we de groene transitie van de Europese economie en dragen bij tot de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties.” Dit zei de EU-commissaris voor Onderzoek, Wetenschap en Innovatie Carlos Moedas bij de bekend making van de nieuwe Europese strategie op 11 oktober in Brussel.
In 2019 komt de Commissie met 14 concrete maatregelen. Deze zijn gebaseerd op drie doelstellingen: het opschalen en versterken van de biogebaseerde sectoren, stimulering van de bio-economie in Europa en het beschermen van het ecosysteem en het beter begrijpen van de ecologisch beperkingen.
Vlaams beleid
Vlaanderen kwam vijf jaar geleden met haar eerste visie en strategie voor een duurzame en competitieve bio-economie in 2030. Naast een aantrekkelijk en duurzaam bedrijfsklimaat, een creatieve, innovatieve en ondernemende samenleving moet excellent wetenschappelijk onderzoek hier voor zorgen. Direct en indirect neemt de biogebaseerde economie volgens de recentste cijfers 2,6% van de brutomarge en 1,4% van de tewerkstelling van de Vlaamse economie voor zijn rekening (1).
Als gevolg van de publicatie van de nieuwe Europese strategie zal de Vlaamse overheid nagaan of haar beleid voor een bio-economie moet aangepast worden. Dries Maes, beleidsadviseur binnen het Vlaams Departement Economie Wetenschap & Innovatie, wijst naar de sterkere integratie van de agrovoedingsector en landbouw in de nieuwe EU-strategie. (2)
De speerpuntclusters Flanders’ Food voor de agrovoedingsector en Catalisti voor de chemie- en de kunststofsector zullen vervolgens haar ambitieuze lange termijnstrategie en competitiviteitsprogramma verder moeten ontwikkelen en uitvoeren. Binnen de clusters bundelen ondernemingen, kennisinstellingen en overheid hun krachten. De lange termijnstrategie vertrekt vanuit een omvangrijk marktpotentieel voor de ondernemingen, terwijl binnen het competitiviteitsprogramma er ook voldoende aandacht dient te zijn voor het realiseren van aantoonbare resultaten op korte termijn.
Flanders’ Food
“Vlaanderen streeft naar een gedragen strategie rondom de bio-economie, waarbij alle actoren betrokken worden, zowel de agrovoedingsindustrie als de chemische industrie en alle andere daarbij relevante sectoren binnen de bio-economie, naast de kennisinstellingen. De rol van de beschikbare pilootinfrastructuur (met name de Bio Base Europe Pilot Plant en Food Pilot van Flanders’ FOOD en ILVO) binnen het opzetten van nieuwe waardeketens mag hierin niet vergeten worden”, zegt Veerle Rijckaert, business development & internationalization manager bij de speerpuntcluster Flanders’ Food.
Het betrekken van de agrovoedingsindustrie bij het Europees beleid is volgens haar niet meer dan logisch en spreekt voor zich. Rijckaert: “Het is voor Flanders’ Food belangrijk dat de agrovoedingsindustrie als volwaardige gespreks- en businesspartner betrokken wordt bij het ontwikkelen van nieuwe waardeketens en een graantje mee kunnen pikken van de waarde die gecreëerd wordt in het kader van de bio-economie.”
Belangrijk is dat de bio-economie een breed draagvlak krijgt binnen de maatschappij. “Er moeten kansen ontstaan voor de verschillende industriële sectoren. Voor Flanders’ FOOD betekent dit meer samenwerking met de andere speerpuntclusters, waaraan inmiddels ook wordt gewerkt. Een voorwaarde voor succes is wel dat deze samenwerking strategisch is en gedragen wordt door de Vlaamse strategie, gekoppeld aan de Europese strategie.”
Catalisti
“Voor de verdere ontwikkeling van de bio-economie zijn drie zaken primordiaal”, vervolgt Gert Verreth, woordvoerder van essenscia, de sectorfederatie van de chemie en life sciences die partner is in speerpuntcluster Catalisti. “Eerst en vooral is het belangrijk om een duurzaam evenwicht te garanderen tussen het gebruik van gewassen voor voeding of als grondstof voor de industrie. Daarnaast mag innovatie zich niet beperken tot het omzetten van biomateriaal in gekende monomeren, zeg maar hernieuwbare ‘kopieën’ van petrochemische bouwstenen, maar moet er vooral gezocht worden naar nieuwe moleculen met andere en mogelijk betere eigenschappen. Tot slot is cross-sectorale samenwerking de sleutel tot een succesvolle bio-economie.” Verreth merkt nog op dat de chemie- en kunststoffensector verwacht dat de overheid de wettelijke drempels wegneemt die de bio- of circulaire economie kunnen afremmen, bijvoorbeeld door een betere afstemming tussen afval- en productbeleid, en innovatie voluit ondersteunt, zoals ze doet met speerpuntclusters als Flanders’ Food en Catalisti. “Noodzakelijk is ook dat de overheid marktgedreven innovatiesubsidies toekent in alle fases van de innovatieketen, van fundamenteel onderzoek tot en met piloot- en demonstratieprojecten. Voor andere, bijkomende subsidiemaatregelen, die het risico lopen om marktverstorend te zijn, is de chemiesector geen vragende partij.”
Flanders Biobased Valley
“Het is goed en nodig een belangrijkere rol toe te kennen aan de agrovoedingsector in de biogebaseerde economie”, zegt Sofie Dobbelaere, directeur Flanders Biobased Valley. “In de biogebaseerde economie draait alles rond het opzetten van nieuwe, sectoroverschrijdende waardeketens. De landbouw en voedingssector vormen hierin een wezenlijk onderdeel als leverancier van grondstoffen.” De link met de landbouwsector is volgens haar vooralsnog niet evident. “Deze sector redeneert nog vooral vanuit het oogpunt om voedsel en voeder te produceren. Hoewel dit uiteraard hun primaire taak is, verdient de mogelijkheid om daarnaast ook grondstofleverancier te worden voor andere industrieën meer aandacht. Deze nieuwe taak biedt immers enorme kansen aan de landbouwsector om te diversifiëren en bijkomend inkomen te genereren. Ik heb de indruk dat het ‘food versus fuel’ debat hier nog altijd in het achterhoofd zit. Ook in Vlaanderen speelt die perceptie nog heel erg.”
Onderzoek en innovatie
Eén van de doelstellingen van de Vlaamse strategie voor de bio-economie is multidisciplinair onderzoek en innovatie over de hele waardeketen te ondersteunen. Zo heeft Vlaanderen gekozen voor het opzetten van speerpuntclusters in een aantal prioritaire domeinen (chemie, voeding, materialen, logistiek, energie en blauwe/mariene economie).
Het faciliteren van interclusterprojecten, is voor de directeur Flanders Biobased Valley een stap in de goede richting om sectoroverschrijdende innovatie mogelijk te maken. “Alleen de link met de landbouwsector wordt nog altijd niet voldoende gemaakt. Projecten in de landbouwsector focussen nog vooral op de oplossing van problemen, en minder op het onderzoeken van opportuniteiten. Het aanleveren van grondstoffen aan de biogebaseerde economie is typisch zo’n opportuniteit waar nog te weinig aandacht aan besteed wordt.” Daarnaast brengt het optimaal benutten van lokaal geproduceerde biomassa weer andere uitdagingen met zich mee, zoals op het vlak van logistiek. “Ook hier wordt nog te weinig aandacht aan besteed”, benadrukt Dobbelaere.