Allereerst is het belangrijk om te noemen dat biomassa als energiebron vele gedaantes kent. De kritiek richt zich vaak op de verbranding van houtige biomassa en mogelijke negatieve gevolgen voor biodiversiteit en luchtkwaliteit. Dat het gebruik van houtige biomassa onder de juiste voorwaarden echter tot netto minder CO2-uitstoot leidt dan verbranding van kolen of gas, is vrijwel onomstreden binnen de wetenschap, zoals ook uit de rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) blijkt.
Wetenschappelijke inzichten ombuigen of selectief winkelen in wetenschappelijke bevindingen is schadelijk voor de samenleving en leidt tot voor polarisatie. Zeker bij onderwerpen als deze, waar bijvoorbeeld belangrijke afwegingen gemaakt moeten tussen het verlagen van CO2-uitstoot aan de ene kant en het in standhouden van biodiversiteit aan de andere kant. In deze krant is al eerder betoogd dat de polariserende beeldvorming over biomassa het Klimaatakkoord op losse schroeven zet.
Beeldvorming
In de discussie over biomassa lijkt beeldvorming intussen van groter belang dan feiten en afwegingen. Dat het verstoken van snoei- en resthout niet tot een verhoogde CO2-concentratie leidt is voor veel mensen duidelijk. Immers, bij het groeien is CO2 vastgelegd en als dit hout niet verbrand wordt zal het verrotten waarbij evenveel CO2 vrijkomt als bij verbranding. Dat het grootschalig kappen van oerbos voor stook in onze centrales een slecht idee is, is ook helder. Door strenge duurzaamheidseisen is dat laatste niet het geval, maar dat beeld is wel een van de redenen voor de negatieve publieke opinie ten aanzien van biomassa als manier om onze CO2-uitstoot te verlagen.
Kenmerkend is de foto die bij het artikel van Swart c.s. stond; een zagerij in Estland met grote hoeveelheden boomstammen. Deze zagerij is FSC-gecertificeerd, produceert hout voor onze bouw en biedt daarmee mogelijkheden om onze CO2– en stikstofuitstoot te verlagen. En mede dankzij de groeiende vraag naar hout neemt de hoeveelheid bos in Europa toe, in plaats van af – zoals vaak gesuggereerd wordt.
Het nog sneller afbouwen dan gepland van houtige biomassa als brandstofbron zal voorlopig gecompenseerd worden door een toename van het gebruik van gas, het alternatief zoals ook door Swart recent aangedragen wordt in een stuk op 22 september in De Telegraaf. Naast de huidige problemen met betrekking tot leveringszekerheid en kostprijs ligt hier ook het risico van een hogere methaanuitstoot op de loer. Immers, het hoofdbestanddeel van ons gas is methaan en bij transport, met name als het gaat om gas uit Rusland, lekt een klein deel weg. Hierdoor neemt niet alleen de CO2– maar ook de methaanconcentratie verder toe waarmee de aangedragen oplossing het klimaatprobleem verergert.
Bovenstaande betekent niet dat houtige biomassa een perfecte oplossing is. Of dat er geen discussie over de voorwaarden waaronder het gebruikt wordt nodig is, en wat de alternatieven zijn. Maar dan wel graag gebaseerd op de feiten; hoeveel haken en ogen er ook aan het gebruik van houtige biomassa zitten, voorlopig is het een belangrijke pijler in het klimaatbeleid van Europa en dat is wetenschappelijk goed onderbouwd.
Prof.dr. Guido van der Werf is hoogleraar mondiale koolstofcyclus aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Prof.dr. Martin Junginger is hoogleraar bio-based economy, aan de Universiteit Utrecht.
Dr. Leo Meyer is gastmedewerker Geowetenschappen aan de Universiteit Utrecht; ClimateContact Consultancy.
Prof.dr. Gert-Jan Nabuurs is hoogleraar Europese bossen aan de Universiteit van Wageningen.
Dr. Bart Strengers is senior beleidsonderzoeker Klimaatverandering en Biomassa.
Dit artikel verscheen eerder als opiniestuk in De Volkskrant en is met toestemming van de auteurs op Agro&Chemie geplaatst.