Lees verder
De biogebaseerde industrieën zetten hun opmars voort, met een totale bijdrage van € 750 miljard aan de Europese economie in 2017; een opmerkelijke stijging van € 50 miljard (meer dan 7% groei) ten opzichte van 2016.
Redactie / Brussel

Dat blijkt uit een rapport dat het nova-Institute heeft gemaakt in opdracht van het Bio-based Industries Consortium (BIC). Daarbij werden gegevens van het Europese statistische bureau Eurostat van de afgelopen jaren vergeleken. De nieuwste beschikbare cijfers zijn van 2017.

Uit het rapport blijkt dat de biogebaseerde industrieën in de EU-28 werk bieden aan 3,6 miljoen mensen. Alleen al voor de biobased chemie (inclusief kunststoffen) blijkt uit cijfers een omzet van € 60 miljard en een stijging van het aandeel biobased naar 15% ten opzichte van 7,5% in 2008.

De omzet van de totale bio-economie, inclusief voedsel en dranken en de primaire sectoren land- en bosbouw, bedroeg iets meer dan € 2,4 biljoen in de EU-28, wat neerkomt op een stijging met 25% sinds 2008. Ongeveer de helft van de omzet komt voor rekening van de voedingsmiddelen- en drankensector, ongeveer 30% wordt bijgedragen door de biobased industrieën, zoals biobased chemicaliën en kunststoffen, farmaceutica, papier en papierproducten, bosbouwbedrijven, textiel, biobrandstoffen en bio-energie. De overige 20% wordt gegenereerd door de primaire sectoren: land- en bosbouw.

Minder banen

Uit de gegevens van 2017 blijkt ook dat de Europese bio-economie in totaal 18,5 miljoen banen opleverde, wat een kleine daling is ten opzichte van 2016 (18,6 miljoen). De daling is vooral te wijten aan efficiëntieverhogingen van de productie.

De primaire biomassaproductie, voornamelijk landbouw plus de bosbouw- en visserijsector, genereert veel werkgelegenheid (55%) maar een lage omzet (20%). Bovendien laten de gegevens grote verschillen zien tussen de EU-lidstaten: bijv. sommige Midden- en Oost-Europese landen, b.v. Bulgarije, Polen en Roemenië zijn sterker in sectoren van de biogebaseerde economie die minder waarde toevoegen en die in plaats daarvan veel werkgelegenheid genereren. West- en Noord-Europese landen daarentegen genereren een veel hogere omzet dan werkgelegenheid. De landen met het grootste relatieve verschil tussen omzet en werkgelegenheid in 2017 zijn Frankrijk, Finland en België, terwijl ook Zweden, Italië en Duitsland een groot omzetoverschot laten zien.

Het volledige rapport s te raadplegen op de website van BIC.

Beeld: Taiga/Shutterstock