Lees verder
De Koninklijke VNCI analyseerde de belangrijkste punten voor de chemische industrie in de verkiezingsprogramma’s van Nederlandse politieke partijen.
Redactie / Den Haag

De standpunten en plannen blijken nogal uiteen te lopen. Dat betekent dat er tijdens de Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen op 17 maart echt wat te kiezen valt.

Volgens de VVD moet er een CO2-heffing voor de zware industrie (ETS-bedrijven) ingevoerd worden. Europese harmonisatie op dit gebied is belangrijk. De nationale CO2-heffing vervalt zodra het ETS-systeem is aangescherpt. Duurzame technologieën zoals waterstof, CCS en CCU worden gesubsidieerd via de SDE++. Op Europees niveau moet er geleidelijk worden gestopt met het gebruik van niet-essentiële, gevaarlijke stoffen. Groningen krijgt een belangrijke rol binnen de waterstofeconomie.

Het CDA wil het klimaat- en industriebeleid combineren zodat bedrijven in Nederland en op de Europese markt te maken krijgen met een gelijk speelveld. Grensoverschrijdende infrastructuur en projecten moeten bijdragen aan een gezamenlijke verduurzaming van energie-intensieve industrieclusters. De Nederlandse CO2-heffing moet worden geschrapt als Europa de reductiedoelstelling verhoogt naar 55%.

De ChristenUnie wil een stevig industrie- en topsectorenbeleid op Europese en nationale schaal en zet in op industriële elektrificatie en groene waterstof voor hoge temperatuur warmte. De energiebelasting moet worden hervormd, waarbij grootverbruikers zwaarder worden belast. Bij het gebruik van biomassa moeten beschikbaarheid, optimaal en efficiënt gebruik (cascadering) en daadwerkelijke klimaatwinst leidend zijn.

De industrie moet van D66 samenwerken op het gebied van elektriciteit, waterstof en CO2-afvang. Subsidies voor energiebesparende innovaties moeten ook voor consortia beschikbaar worden. De locaties van de grote chemieclusters bieden kansen voor grote industriegebieden. Het CO2-reductiedoel wordt opgeschroefd naar 60% in 2030 en 75% in 2040. De nationale CO2-belasting wordt aangescherpt en er komt een generieke heffing voor de industrie.

GroenLinks wil bedrijven stimuleren om te elektrificeren en over te stappen naar groene waterstof. Er moeten strengere normen komen voor chemische stoffen. In 2030 moet de CO2-uitstoot 60% omlaag en in 2045 moet Nederland klimaatneutraal zijn. Er komt een nationale CO2-belasting bovenop de huidige Europese heffing. Biomassa is een waardevolle grondstof voor o.a. papier en plastic én voor toepassingen in de circulaire chemie.

De PvdA wil alle wetgeving toetsen op de gevolgen voor het klimaat en zet in op 55% CO2-reductie in 2030. Er komt een grensheffing voor CO2 en een Europese CO2-belasting. Grote vervuilers worden gedwongen hun CO2-uitstoot sneller terug te brengen. De industrie moet restwarmte inzetten voor warmtenetten.

De SP wil meer recycling van grondstoffen en nieuwe technologieën stimuleren. Grote vervuilers gaan meer betalen. De partij wil het ETS en subsidies voor fossiele bedrijven afschaffen.

De Partij voor de Dieren wil strenger handhaven op de opslag, verwerking en uitstoot van gevaarlijke stoffen. In 2030 moet het gebruik van grondstoffen in Nederland zijn gehalveerd; alle grondstoffen worden hergebruikt.

De SGP wil het CO2-reductiedoel niet verhogen en de opbrengst van eventuele heffingen terugsluizen naar het bedrijfsleven. Er moeten strengere toelatingseisen komen voor allerlei chemische stoffen. De overheid investeert mee in waterstofinfrastructuur voor de industrie. De SGP staat achter de hoogwaardige toepassing van biomassa.

FvD en de PVV willen het Klimaatakkoord opzeggen, alle duurzaamheidssubsidies stopzetten en kerncentrales bouwen.

Meer informatie en een uitgebreide volledige analyse zijn te vinden op de website van de VNCI.

Beeld: muph/Shutterstock