Diverse landbouwprojecten die focussen op de hoogwaardige verwaarding van biogrondstoffen, zijn alleen rendabel als alle reststromen van de teelt mogen worden gebruikt. Neem het Lupineproject, waarbij ook de Hanzehogeschool is betrokken. Lupine is een gewas dat boeren extra inkomsten oplevert en via gewasrotatie uitputting van landbouwgrond moet tegengaan.
Volgens Oldenburger is het onhaalbaar om alleen de lupineboontjes te gebruiken voor hoogwaardige toepassingen: “We hebben ook de schillen en de pulp nodig. Daar kan een grondverbeteraar van worden gemaakt. Maar het kan óók tot pellets worden geperst voor verbranding.” Zonder dergelijke extra toepassingen is de nieuwe teelt voor boeren onrendabel.
“Huiswerk niet goed gedaan”
In een onlangs verschenen rapport stelt de SER dat laagwaardige toepassingen van biomassa moeten worden afgebouwd. Het gaat daarbij al lang niet meer alleen om houtpellets uit het buitenland. Alle biomassa wordt over één kam geschoren. Het komt erop neer dat het verbranden van alle plantaardige of dierlijke materialen uit gewassen, bomen en planten, algen en dierlijke producten moet stoppen.
“De SER heeft haar huiswerk niet goed gedaan”, concludeert Oldenburger. “Er zijn zoveel reststromen die nu naar de composthoop gaan. Denk aan al het bermgras. Gemeenten zitten ermee in hun maag, maar je kunt er ook echt iets zinvols mee doen en daar valt verbranding ook onder.”
Over dat laatste heeft de Gebiedscoöperatie al vergevorde besprekingen met de Milling Company Europe (MCE), de biomassaproeftuin die is gevestigd in het voormalige Agrifirm-pand in Emmen. Bij MCE worden tonnen biomassa gedroogd, gemengd, gemalen en daarna verwerkt tot halffabrikaten voor diverse toepassingen, zoals meubelplaten of verkeersborden. Wat er dan nog overblijft, gaat naar vergisters die er groen gas van maken of wordt verbrand voor stroom of warmte.
Lees het volledige artikel op de website van RTV Noord. Agro&Chemie besteedde eerder aandacht aan het Lupineproject en aan MCE in Emmen.
Beeld: Cyrustr/Shutterstock
