Lees verder
Slecht recyclebaar, gemengd of verontreinigd plastic afval is nog steeds prima geschikt om brandstof van te maken. Net als biomassa-restromen. Dat kan allemaal met een pyrolyse-installatie. Dat werd duidelijk tijdens de ‘open proeftuin’ in de Pyrolyseproeftuin Zuid-Nederland (Moerdijk) op donderdag 21 februari.
Pierre Gielen

Het evenement werd georganiseerd ter gelegenheid van het tweejarig bestaan van de Pyrolyseproeftuin. Ferdinand van den Oever, directeur van het Havenbedrijf Moerdijk, zegt trots te zijn op dit project. ‘We staan nog maar aan het begin, maar twee partijen uit de Proeftuin zijn nu al bezig met het aanvragen van een MER-vergunning om op grote, commerciële schaal op Moerdijk te gaan pyrolyseren.’

Schaalgrootte is dan ook hard nodig, want in de Nederlandse havens komt nu al méér plastic binnen dan eruit gaat. ‘We lopen tegen de grenzen aan van wat met mechanisch recyclen haalbaar is’, zegt Hester Klein Lankhorst. Zij is directeur van adviesbureau Rebel Group, voormalig voorzitter van het Kennis Instituut Duurzaam Verpakken (KIDV) en trekt nu namens VNO-NCW de Versnellingstafel Chemische Recycling. ‘Ondanks het Plastic Pacten allerlei andere pogingen om kunststoffen terug te dringen, gaan we voorlopig niet van het plastic af. De kunststofproductie is de laatste 50 jaar vertwintigvoudigd en we verwachten dat het de komende 20 jaar nog een keer verdubbelt.’

Grote voordelen

Pyrolyseren kan de oplossing bieden om van al dat plastic af te komen. ‘Pyrolyseren heeft een aantal grote voordelen ten opzichte van verbranding, vergassing, chemische of mechanische recycling’, zegt Paul de Wild van ECN part of TNO. ‘Het gaat over het algemeen om rechttoe-rechtaan technologie. Het is flexibel toepasbaar op biomassa en kunststof reststromen en mengstromen, het is doorgaans energie-efficiënt en de decentrale productiemogelijkheden zijn uitstekend. Bovendien is pyrolyse-olie, of het nou uit biomassa komt of uit plastics, vaak schoner dan de uitgangsmaterialen. Anorganisch of inorganisch materiaal blijft namelijk achter in de char. Ook de energiedichtheid is vaak een stuk hoger. Voor biomassa is dat maar liefst een factor vijf.’

Kansvolle technologie

Volgens een onderzoek van McKinsey belandt wereldwijd het meeste plastic afval nog steeds op de stort. Tegelijk vormt zwerfplastic een plastic soep in de oceanen, waar we vanaf willen. De onderzoekers noemen thermische depolymerisatie door middel van pyrolyse een kansvolle technologie om deze problemen op te lossen. ‘Dit biedt de mogelijkheid om ingewikkelde mengstromen en laminaten op een succesvolle manier te verwerken tot waardevolle producten.’

De Wild, die samen met Joop Groen van Viride werkt aan een roadmap voor de toekomst van de Pyrolyseproeftuin, ziet Moerdijk als een mogelijke toekomstige ‘hotspot’ voor pyrolyse. ‘Hier kunnen we partijen uit heel Nederland en misschien straks wel uit Europa een goede faciliteit bieden om hun technologie te testen en eventueel hun waardeketen te valideren. Er is een goede complementariteit tussen de partners en volop samenwerking, kennis en expertise beschikbaar. Bovendien is hier in de regio veel grote chemische industrie.’

Diesel uit plastic

Waar dat toe leidt, was tijdens de Open Proeftuin te zien. In de depolymerisatie-installaties van Patpert Teknow Systems verdwijnen bijvoorbeeld bergen plastic afval; tot 20.000 kilo per dag. Wereldwijd zijn er al meer dan 40 van deze installaties in bedrijf. In Moerdijk staat een ‘real life pilot plant’, voor onderzoek en demonstratie-doeleinden. Business development manager Laurens Trebes vertelt er vol vuur over. Uit ‘schoon’, maar gemengd plastic afval in de vorm van korrels die door recyclingbedrijven worden aangeleverd, maakt Teknow gasolie, nieuwe grondstoffen voor de kunststofindustrie, diesel, alternatieve brandstoffen en carbon.

Energie uit afval

‘Schoon aangeleverd plastic’ moet overigens met een korrel zout genomen worden, zegt Onno Meijerink van Waste4Me. Uit eigen onderzoek van dit bedrijf blijkt namelijk dat ook gecertificeerde plastic reststromen vaak nog tientallen procenten verontreinigingen bevatten. Waste4Me ontwikkelde echter mobiele en eenvoudig te bedienen installaties die niet kieskeurig zijn: Waste-to-Energy converteRs (WER) die zijn uitgerust met een shredder, zodat hoogcalorisch afval er rechtstreeks in kan. Ze wekken hun eigen energie op door gasificatie, drijven met dit gas ook een elektriciteitsgenerator aan en leveren als bijproduct schone as, die is te hergebruiken in de beton- en asfaltindustrie. Deze technologie is oorspronkelijk ontwikkeld voor het Ministerie van Defensie, om het afval van buitenlandse missies ter plekke te verwerken. Nu levert Waste4Me wereldwijd installaties voor gebruik op geïsoleerde locaties en bij bedrijven die met hoge afvalverwerkingskosten kampen.

Hout naar olie

Weer een andere aanpak kiest Nettenergy van Rob Vasbinder. Hij ontwikkelde een mobiele ‘Wood to Oil’ installatie die op een trailer past en rijdt daarmee door het Westland om bij tuinder snoeihout te gaan verwerken. De installatie maakt gebruik van de gepatenteerde PyroFlash-technologie om houtige reststromen te pyrolyseren naar olie met maximaal slechts 3 procent water. Daardoor is deze geschikt voor toepassing in motoren en branders. Ook levert de installatie andere fracties op, zoals biochar, houtazijn en houtgas. De houtazijn kan worden ingezet als biopesticide, dat het omstreden landbouwgif glyfosaat kan vervangen. Het gas wordt gebruikt om de hele installatie aan te drijven. Deze kan dus autonoom draaien, zonder elektriciteit of externe brandstof.

Maximaal valoriseren

De Brabantse gedeputeerde Bert Pauli maakte een ronde langs de installaties en zei achteraf onder de indruk te zijn van de activiteiten binnen de Pyrolyseproeftuin: ‘We zien hier een heel nieuwe manier van ondernemen, waarvan we het de komende jaren in Europa moeten hebben, waarbij we werken aan het maximaal valoriseren van grondstoffen. Ik denk dat hier in de haven van Moerdijk geweldige stappen voorwaarts worden gezet en dat hier echt een cultuur ontstaat van open innovatie, kennis delen en samenwerken, waardoor we goed zijn voor het milieu, maar ook voor de bedrijven, de Brabantse economie en de werkgelegenheid.’