Lees verder
De bio-economie begint op het land. Dat is waar de agrarische biomassa vandaan komt. Actieve deelname van de primaire sector aan projecten van de Biobased Industries Joint Undertaking (BBI JU) ligt dan ook voor de hand. Toch is dat lang niet overal vanzelfsprekend, zo blijkt uit onderzoek dat BBI JU vorig jaar uitvoerde.
Pierre Gielen

Het onderzoek had tot doel om de deelname van de Europese primaire agrarische sector aan de biobased sector en zijn waardeketens te vergroten en te consolideren. Op die manier zou het mogelijk moeten zijn om de positieve impact van de BBI JU op de plattelandsontwikkeling te maximaliseren. Meer dan de helft van de BBI JU-projecten tussen 2014 en 2017 had namelijk betrekking op agrarische biomassa. Bij het merendeel werden landbouwproducenten echter alleen ingeschakeld als onderaannemers en niet als volwaardig partner. Ze leverden op contract of kregen compensatie voor hun inbreng.

Dat kan beter, denkt Nelo Emerencia, programmadirecteur van het Bio-based Industries Consortium. “We willen dat de primaire sectoren volwaardige strategische partners worden in de biobased waardeketens, niet alleen leveranciers van grondstoffen aan de industrie. Daarom willen we deze sectoren meer betrekken. Dit werkt twee kanten op: het geeft de industrie meer kennis van landbouw, bosbouw en visserij, maar het toont ook de primaire producenten de voordelen van de toegevoegde waarde die de biobased industrie met zich meebrengt.”

Ketens versterken

Die samenwerking kan volgens Emerencia de agrarische ketens in heel Europa versterken. “Uiteindelijk brengt dat zelfs met zich mee dat de biobased industrie gaat samenwerken met de voedselketen. Dat is een grote verandering, vergeleken met een paar jaar geleden. Toen gold in de biobased industrie, maar ook daarbuiten, het credo: kom vooral niet aan de voedselketen, want daarmee zouden we de indruk kunnen wekken dat we voedsel uit de monden van mensen halen om materialen of chemicaliën van te maken.”

Die ‘food versus feedstock’ discussie ligt nog steeds gevoelig. “Maar door meer samen te werken, kunnen we de voedselketen efficiënter en concurrerender maken. Door de rest- of afvalstromen te benutten en op te waarderen, wordt de keten uiteindelijk economisch sterker. En door te helpen nutriënten en koolstof naar de bodem te recyclen, kunnen we ook bijdragen aan een gezonde bodem. Al deze dingen gaan ervan uit dat we interactie hebben met actoren in de voedselketen en ons niet op afstand houden. ”

Het betrekken van de primaire sectoren bij biobased circulaire waardeketens vereist wel een hoge organisatiegraad. Binnen Europa zijn hierin grote verschillen tussen sectoren, zoals bosbouw en landbouw, maar ook tussen regio’s, zoals West- en Oost-Europa. Emerencia: “Dit kan worden veroorzaakt door verschillen in de ondersteuning van regelgeving en de toepassing van nieuwe technologieën. Zo heeft in Nederland ondersteunende regelgeving geleid tot een sterk georganiseerde landbouwsector, met een hoge mate van technologische toepassingen in haar activiteiten. Dit is vaak minder het geval in landen in Midden- en Oost-Europa waar high-tech toepassingen in de landbouw niet veel worden gebruikt.”

Strategic Outreach

Boeren in regio’s met een lager innovatieniveau hebben vaak weinig affiniteit met biobased activiteiten. Langzamerhand lijken zij zich echter ook te realiseren dat er enorme kansen zijn voor vooruitgang, door deelname aan biobased projecten. “We moedigen dit aan via ons Strategic Outreach-programma, dat al enkele jaren loopt. We analyseren het potentieel voor biobased activiteiten van landen waar deze activiteiten momenteel laag zijn: wat zijn de economische motoren? Hebben ze een landbouwsector, bosbouw, een mariene en aquatische sector? Hebben ze industrieën die gebruik kunnen maken van (bio) afvalstromen?”

“Ten tweede brengen we de industriële zijstromen en ‘afval-’ of reststromen van de industrie en gemeenten in dat land en hun huidige bestemming in kaart. Zo hebben landen als Polen en Roemenië belangrijke landbouwsectoren, die ook grote hoeveelheden agrarische reststromen opleveren. Dit kunnen zeer interessante grondstoffen zijn voor de biobased industrie. Tegenwoordig hebben deze stromen echter weinig waarde en worden ze meestal gedumpt of verbrand. We laten in onze landenrapporten enkele voorbeelden zien van succesvolle projecten die gebruikmaken van vergelijkbare biomassa-grondstof om waardevolle producten te maken. Deze voorbeelden motiveren lokale actoren om lokale biobased activiteiten op te zetten of uit te breiden om te profiteren van de beschikbare grondstoffen. We bieden ook onze Europese netwerken aan om te helpen bij dit proces en om verbinding te maken met de Europese biobased industrie. Het uitbreiden van biobased activiteiten naar industriële niveaus kan meer banen, meer inkomen, meer veiligheid en een grote positieve sociale en ecologische impact opleveren. Vertegenwoordigers van de lokale en regionale landbouw en andere primaire sectoren, biotechnologische, chemische en andere industrieën, de academische wereld en overheden ontvangen onze rapporten meestal op een positieve en constructieve manier.”

Nieuwe biobased sector

BIC motiveert de industrie in de eerste plaats om in toenemende mate biobased feedstock te gebruiken in hun bestaande bedrijfsvoering, of een nieuwe biobased sector op te zetten, samen met de agro-, bos- of marine/aquatische sectoren. Om dit te bereiken worden allereerst de industrie, academici en wetgevers bij elkaar gebracht, met de industrie in een leidende rol. Vanuit de landbouw zelf is er meestal weinig inzicht in alternatieve routes naar waardecreatie; boeren erkennen de mogelijkheden niet om agrarische zijstromen om te zetten in hoogwaardige materialen voor gebruik in marktsectoren als automotive, bouw en zelfs cosmetica en de medisch sector.”

Onderwijs kan ook een prominente rol spelen bij het vergroten van het bewustzijn van het potentieel en de voordelen van biobased toepassingen in ons dagelijks leven. “Daarom hebben we twee jaar geleden het BIC Education Team opgericht. Het belangrijkste doel is ervoor te zorgen dat onderwijsinstellingen afgestudeerden de juiste vaardigheden bieden om aan de behoeften van de biobased industrie te voldoen. Daarnaast streeft het team ernaar, om ook biobased economy en duurzaamheid vanaf de basisschool op te nemen in het reguliere onderwijs. Dit komt de samenleving als geheel ten goede.”

“De biobased industrie moet ook meer en beter communiceren over duurzaamheid en de afhankelijkheid van fossiele hulpbronnen verminderen door het innovatief gebruik van biomassa als grondstof. Het gebruik van beschikbare biomassa-grondstof om producten met toegevoegde waarde te maken, met name zij- en reststromen die tegenwoordig van geringe waarde zijn, zal de economie van een land versterken, zijn concurrentievermogen verbeteren en zijn afhankelijkheid van fossiele hulpbronnen verminderen. Hiermee voegen we waarde toe aan de economie en de samenleving, beschermen we het milieu beter en bestrijden we klimaatverandering. Onderwijs zal bij deze ontwikkelingen een sleutelrol moeten spelen, anders wordt het een zware strijd.”

Kortom, het betrekken van de primaire sectoren in de biobased industrie is relevant omdat het hen zal helpen vooruitgang te boeken bij het noodzakelijke moderniseren van hun activiteiten, het verhogen van de efficiëntie bij alle operationele stappen en het beschermen van het milieu. En door deel te nemen als partners in de biobased industrie, zullen ze ook profiteren van de toegevoegde waarde van hun grondstoffen. Het gaat duidelijk niet alleen om het leveren van grondstoffen aan de biobased industrie, maar om het gezamenlijk toevoegen van waarde en het opleveren van voordelen voor de lokale gemeenschappen. Samenwerken aan biobased activiteiten levert voordelen op voor de mensen ter plaatse. En daarmee voegt het ook waarde toe aan het hele Europese netwerk. Dat is ook het startpunt van de gezamenlijke visie van de industrie op een circulaire biosamenleving in 2050, die we als Bio-based Industries Consortium samen met andere organisaties hebben geschreven, waaronder alle Europese organisaties die de primaire sectoren vertegenwoordigen. Ze zijn het eens met en ondersteunen deze visie.”

Beeld: Mariusz Szczygiel/Shutterstock

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met het Bio-based Industries Consortium (BIC).