Lees verder
De Nederlandse chemie is op wetenschappelijk en industrieel gebied een wereldspeler. De economische positie staat momenteel wel onder druk, onder meer door de lagere energie- en grondstofprijzen elders in de wereld. Op termijn ziet de VNCI groei in het verschiet, waarbij verduurzaming een doorslaggevende rol speelt.
Colette Alma

De VNCI (Vereniging Nederlandse Chemische Industrie) ziet voor het komende anderhalve decennium een aanzienlijke transformatie in het verschiet. De chemische sector zal zich als het ware opnieuw uit moeten vinden. VNCI-directeur Colette Alma: ‘We hebben tot 2030 een route uitgestippeld die moet leiden tot meer productiegroei, deels in een hoger volume, deels in meer producten met een hogere toegevoegde waarde. We staan de komende decennia voor aanzienlijke uitdagingen, bijvoorbeeld op gebied van het klimaat of de omgang met schaarse hulpmiddelen. De chemie speelt hierin een cruciale rol omdat het aan alle maakindustrieën levert.’

Sleutelrol

Deze sleutelrol, zo stelt Alma, heeft de VNCI vertaald naar een ambitieus plan om de milieu-voetafdruk van de chemie – en van de producten waaraan zij een bijdrage levert – te reduceren. ‘Dat willen we op verschillende terreinen bereiken: CO2-reductie, efficiënt omgaan met grondstoffen, biomassa als feedstock en afval als grondstof. De CO2-reductie zal in 2030 40 procent moeten bedragen (inclusief keteneffecten en vergeleken met emissie uit 2005, red.). Efficiënt omgaan met grondstoffen kunnen we realiseren door meer te recyclen. Koolstof is weliswaar een overvloedige grondstof, maar nog steeds eindig. Het gebruik van biomassa biedt zeker kansen voor de Nederlandse chemie. Onze havens verwerken dagelijks tonnen aan biobased grondstoffen. Daarnaast hebben we in ons land meer dan voldoende suikerbieten en aardappelen die als grondstof kunnen dienen voor chemie en/of materialen. Afval als grondstof is eveneens een kansrijk traject, zeker gezien de grote volumes en de lage feedstockkosten die hiermee gemoeid zijn.’

Lat ligt hoog

Ook op gebied van biomassa heeft VNCI een punt op de horizon gezet: 15 procent van alle feedstock moet in 2030 biobased zijn. Momenteel schommelt deze tussen de 5 en 6 procent. ‘Gerecycleerde grondstoffen zullen in 2030 eveneens 10 procent innemen, waardoor fossiele grondstoffen op 75 procent uitkomen. Het zijn stevige doelstellingen, we hebben de lat hoog gelegd’, aldus Alma.

De vraag is wel of de biobased economy zich snel genoeg ontwikkelt. Is het doel van 15 procent wel realistisch? Volgens Alma is het nog te vroeg om hierover te oordelen. Wel uit zij haar bezorgdheid over het huidige tempo. ‘Het is niet een kwestie van R&D, maar van concrete industriële activiteiten. Deze laten op zich wachten. Het zou mooi zijn als binnen afzienbare tijd een fabriek of een industrieel complex, bijvoorbeeld een bioraffinaderij met meerdere bedrijven eromheen, het levenslicht zou zien.’

Investeren

Daar zijn grote investeringen voor nodig, zo erkent Alma. En gezien het onzekere economische klimaat en de relatief lage olieprijs trekken investeerders minder gemakkelijk de portemonnee. Maar goed, de olieprijs zal op een gegeven moment aantrekken, zo verwacht Alma, wat het perspectief voor biobased chemie zal verbeteren. ‘Belangrijk is de verdiencapaciteit op langere termijn. Dat is niet alleen een kwestie van kosten voor energie en grondstoffen, maar ook van meerwaarde. Doordat de chemie producten en halffabrikaten levert die een meerwaarde opleveren voor mens en milieu, kan zij ook een economische meerwaarde realiseren. Dat geldt zowel voor hoog- als voor laagvolumineuze producten.’

Moeder van alle industrieën

Uiteindelijk moeten de bedrijven deze kansen verzilveren, zo stelt Alma. Het is aan de VNCI om hiervoor de voorwaarden te scheppen. Dat doet het onder meer door te investeren in een ecosysteem waar vooral (door)startende ondernemingen hun innovaties, onder meer op gebied van groene chemie, uit kunnen werken.

‘Inmiddels zijn er binnen de TKI Chemie ettelijke Centres for Open Chemical Innovation (COCI) actief, onder meer op de Green Chemistry Campus in Bergen op Zoom. Naast deze COCI’s zijn er iLab’s, concrete broedplaatsen waar jonge ondernemingen hun innovaties versneld op kunnen schalen. De VNCI fungeert daarbij samen met de Topsector Chemie als verbinder tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen. We roepen deze partijen regelmatig bij elkaar zodat de onderlinge afstemming optimaal is. Van belang is ook dat de chemie nauwer samen gaat werken met andere sectoren. Zoals ik al eerder aangaf, is de chemie de “moeder van alle industrieën”. We werken al samen met de papier- en agroindustrie en een partij als het Dutch Biorefinery Cluster. De chemie mag dan een grote bedrijfstak zijn, het is ook afhankelijk van toeleveranciers en afnemers.’

De chemische industrie is voor Nederland van groot belang met ruim € 42 miljard omzet, 44.000 werknemers (8% van de totale industrie in Nederland), € 78 miljard exportwaarde (18% van de Nederlandse export) en met € 1 miljard aan R&D-uitgaven.