Lees verder
De sterke olie-infrastructuur in Rotterdam en de eigen gasvoorraad brachten de chemische industrie in Nederland lange tijd een concurrentievoordeel. Nu fossiele grondstoffen en energie meer en meer worden vervangen door ‘hernieuwbaar’, dreigt een concurrentienadeel te ontstaan.
Johan Sanders

Allereerst zijn er regio’s in de wereld waar de grondstofprijzen voor pyrolyse olie en syngas lager zijn, door de daar beschikbare goedkope biomassa. Verder is het opwekken van elektriciteit uit landwind goedkoper dan uit zeewind, waar wij steeds meer op inzetten. En zuidelijker landen hebben vanzelfsprekend een voordeel als het gaat om zonne-energie ten opzichte van Nederland. Voor de productie van waterstof geldt dat investeringen in de benodigde elektriciteit-opwekkingscapaciteit gunstiger kunnen worden gedaan in landen met veel zon of windmolens op het land.

Die waterstof kun je in die landen omzetten in ammoniak, naar Nederland transporteren en weer omzetten in waterstof. Dit alles vraagt echter veel kapitaal. Maar veel logischer is het om waterstof in die goedkopere landen te binden aan CO2 tot chemicaliën die meteen kunnen worden toegepast. Regio’s met veel goedkope koolstof en goedkope energie kunnen immers ook goedkoper een effectieve chemische industrie opzetten. Het bewijs daarvoor zien we in het Midden Oosten.

‘Biobased’, en meer specifiek ‘biomassa’ biedt kansen om de concurrentiepositie van Nederland te behouden en de kabinetsdoelstelling te behalen: 49% reductie van de CO2-uitstoot per 2030. De recycling van plastic en ammoniak kan hier flink aan bijdragen. Verder moeten we inzetten op nieuwe innovatieve processen die veel minder kapitaal en energie vragen voor de productie van gefunctionaliseerde chemische bouwstenen (bioraffinage) en het omzetten van biomassa grondstoffen. Op kleinere schaal is dit al economisch haalbaar en het stimuleert ook nog eens de werkgelegenheid in de landbouw en de procesindustrie.

Ook moeten we inzetten op het vergroenen van een belangrijk deel van de niet-gefunctionaliseerde chemicaliën. Onderzoek naar nieuwe polyesters en polyamides zal moeten leiden tot polymeren die kosten-effectief kunnen worden samengesteld uit building blocks uit biomassa, die gelijk of zelfs beter zijn dan de huidige bulk-kunststoffen zoals polyethyleen en polypropyleen.

Schaal hoeft daarbij niet langer een belemmering te zijn om middels fermentatie processen tot een concurrerende kostprijs te komen (dat was het veertig jaar lang wel!). Al bij 50.000 ton per jaar is een concurrerende positie ten opzichte van veel petrochemische routes realistisch.

Biomassa geeft ons dus de mogelijkheid de chemische industrie te vergroenen en tevens onze concurrentiepositie te versterken, door talrijke nieuwe toepassingseigenschappen.