Lees verder
‘In juni 2015 willen wij over een commercieel verkoopbare machine beschikken die toepasbaar is in verschillende takken van sport. Daartoe zullen wij dit kalenderjaar op grotere schaal reststromen systematisch thermisch kraken om te laten zien wat er technisch mogelijk is.’ Aan het woord zijn Joost van der Luyt en Dick van Velzen van Van der Luyt Transport
Edwin van Gastel

Van der Luyt Transport is penvoerder van het innovatieproject Kringloop. Het bedrijf uit Oegstgeest kreeg voor het traject afgelopen december subsidie toegekend vanuit de provincie Zuid- Holland en de Europese Unie. Het doel? Een reactor voor de versnelde afbraak van tuinbouwafval gereed maken voor marktimplementatie. Naast Van der Luyt nemen nog een twaalftal andere bedrijven deel, waaronder acht tuinbouwbedrijven die beschikken over reststromen. Zuid-Holland produceert namelijk jaarlijks 1,2 miljoen ton biomassa in de glastuinbouw, waarbij het gaat om 250.000 ton gft-reststroom.

 

Winstpost

Het idee voor de innovatieve reactor ontstond enkele jaren geleden tijdens reguliere transportwerkzaamheden van Van der Luyt: ‘Regelmatig klonk de roep om niet alleen van A naar B goederen te vervoeren, maar ook “vol” terug te rijden van B naar A. Omdat wij echter onbetaalde retouren zoals verpakkingsmaterialen moeten vervoeren, kunnen wij in veel gevallen niet een betaalde lading van B naar A meenemen. Om dat op te lossen, ontstond het idee om lokaal bij tuinders de reststromen te verwerken en hiertoe een speciaal systeem op te zetten.’

Uiteindelijk stuitte het bedrijf tijdens een IPCproject – een zogenaamd innovatieprestatiecontract – op de technologie van thermisch kraken. Volgens Van Velzen is de controleerbaarheid van thermisch kraken op grote schaal ‘een ramp’. ‘In het recente verleden is gebleken dat het centraliseren van het kraakproces – en dus het inzamelen van reststromen en vervoeren naar één locatie – technisch te lastig blijkt. Op grote schaal is het proces van thermisch kraken (red. zie kader) moeilijk controleerbaar. Decentralisatie kent door de kleinere processchaal dat probleem niet. Bovendien worden de reststromen door ze te verwerken op de locatie waar ze ontstaan niet langer een kostenpost, maar baten.’

 

Accepteren

Volgens Van der Luyt is zijn bedrijf de verbindende factor. ‘Wij kennen het begin en het einde van de keten en hebben de verschillende partijen samengebracht. Doelbewust hebben wij ook de afvalverwerkers bij dit project betrokken om te laten zien dat het decentraal verwerken van reststromen voor hen geen bedreiging is. Het is voor hen een mogelijkheid om een complementaire dienst aan te bieden.’

Tegelijkertijd beseffen Van der Luyt en Van Velzen dat er zowel bij de tuinders als de overheid nog een cultuurverandering nodig is. ‘De overheid moet accepteren dat reststromen lokaal verwerkt gaan worden en een groot aantal (inspectie)regelingen hier niets mee van doen hebben. GFT en mest houden op de bedrijven al op om afval te zijn. Lokale verwerking maakt namelijk toepassing mogelijk van processen die op grote schaal niet beschikbaar zijn. Er geldt dan niet langer dat de vervuiler betaalt, maar dat deze innoveert, verwerkt en verdient.’

 

Potentie

Inmiddels staan volgens Van der Luyt en van Velzen diverse partijen aan de poort te dringen om de machine te bemachtigen. ‘Deze is echter nog niet verkoopbaar. Men denkt dat wij technisch al veel verder zijn dan de huidige stand van zaken is. De potentie is heel groot, maar het is zaak nu goed te kijken welke richting wij opgaan en waarmaken wat wij zeggen.’

Technisch loopt het Kringloop-project volgens Van Velzen op schema. ‘De onderzoeksmachine die inmiddels bijna operationeel is kan al een veelvoud – vijftig tot honderd keer zo veel – aan reststromen verwerken dan de labversie. In de komende periode gaan wij bekijken welke nuttige zaken – naast diesel en gas die voor ons bedrijf interessant zijn – uit de reststromen te winnen zijn. Wij hopen daarbij natuurlijk op zaken te stuiten die toepasbaar zijn in de food, chemie of farma. Dat levert de tuinders immers het meeste op. Want misschien vormen dergelijke toepassingen slechts een half procent van het gewicht van de reststroom, maar vormt het tegelijkertijd misschien wel negentig procent van de valorisatiewaarde. En die waarde valt bij de tuinder zelf.’