Lees verder
‘Merkeigenaren stellen vaak deadlines die vrijwel onhaalbaar zijn. Wat biokunststoffen betreft hebben sommige bedrijven aangegeven dat in 2020 een aanzienlijke deel van hun verpakkingsmaterialen gebaseerd zal zijn op hernieuwbare grondstoffen. We kunnen gerust stellen dat het wat langer zal duren voordat biopolymeren in industriële hoeveelheden beschikbaar komen.’
Lucien Joppen

Patrick Schiffers weet waar hij het over heeft. De CEO van de onlangs opgerichte joint venture Synvina (tussen Avantium en BASF) heeft een indrukwekkende staat van dienst binnen de internationale sector van monomeren en polymeren, grotendeels bij BASF. Zijn opleidingsachtergrond gaat echter meer in de richting van business management, marketing en psychologie.

U bent opgeleid voor een functie in algemeen management of consultancy. Hoe bent u terechtgekomen in de wereld van chemie en materiaalwetenschappen?

‘Nou, toen ik afstudeerde aan de Universiteit van Mannheim in Duitsland had ik al de wens om naar het buitenland te gaan, naar Azië in het bijzonder. Dat werelddeel fascineerde me. Vanuit persoonlijk oogpunt was een carrière bij een adviesbureau een logische stap. Maar mijn mentor, een topmanager bij BASF, raadde me aan om niet voor consultancy te kiezen omdat het daarbij vaak om lokale functies gaat. Een carrière bij een multinational zou deuren in het buitenland voor me openen die anders gesloten zouden blijven. Zo kwam ik terecht bij Henkel, een bekende producent van onder andere wasmiddelen. Het eerste jaar heb ik in Thailand gewerkt. Maar toen besloot Henkel de chemische activiteiten van het bedrijf af te splitsen omdat het zich uitsluitend op consumentenmarkten wilde richten. In het nieuw gevormde Cognis werkte ik nog een jaar binnen een performance management-project, totdat BASF mij vroeg om voor ze te komen werken. Qua professionele ontwikkeling waren de mogelijkheden bij BASF veel beter dan bij Cognis, dus mijn keuze was snel gemaakt.’

Binnen BASF was u werkzaam op het gebied van tussenproducten. Acht jaar lang was u de eerste marketing manager en later de marketing director bij de divisie Intermediates van BASF in Azië (Hongkong). Heeft die baan u min of meer voorbereid op uw functie als CEO van Synvina?

‘Voor een deel wel ja. Vanuit algemeen management bezien heb ik ervaring opgebouwd in het opzetten en managen van bedrijfsactiviteiten voor zowel gespecialiseerde producten als bulkgoederen in snelgroeiende en volatiele markten. Ik heb ook veel ervaring opgedaan in het oprichten van joint ventures en ik heb natuurlijk mijn internationale werkverleden. Het is belangrijk dat je je kunt aanpassen in onbekende culturen; niet iedereen kan dat. Bovendien sluit mijn persoonlijk profiel aan bij de functie. Gedurende mijn tijd in Azië heb ik echt genoten van de ondernemingsgeest en marktdynamiek van een opkomende economie. Het ligt in mijn aard om nieuwe bedrijfsactiviteiten te creëren en op te bouwen. Dus dit pakketje zal me wel hebben geholpen om de baan te krijgen bij Synvina. Let wel, ik was al betrokken bij de contractonderhandelingen met Avantium, dus de benoeming kwam niet helemaal als een verrassing!’

Dus u bent de perfecte persoon voor deze positie. Hoe sluiten Avantium en BASF op elkaar aan binnen Synvina?

‘Avantium heeft een zeer veelbelovende technologie ontwikkeld voor de productie van furaandicarbonzuur (FDCA) en daaruit voortvloeiende polymeren zoals polyethyleenfuranoaat (PEF). Ze hebben gewerkt aan een sterke octrooifamilie en octrooitoepassingen op dit gebied, en zo hebben ze een sterke leiderspositie in de sector verworven. BASF heeft de expertise, de knowhow en de ervaring om technologieën op te schalen van de testfase naar commerciële productie. Bovendien is het bedrijf mondiaal actief, wat het uitrollen van nieuwe producten op wereldniveau eenvoudiger maakt. Deze competenties zijn nodig om grote merkeigenaren ervan te overtuigen dat we de juiste partner zijn voor de productie van FDCA en PEF in industriële hoeveelheden.’

Welke bedrijfscultuur wordt volgens u dominant binnen Synvina?

‘Geen enkele, als het aan mij ligt. Het is waar dat BASF al een geschiedenis heeft van 152 jaar en dat Avantium relatief jong is. Maar het hoofdkantoor van Synvina is in Amsterdam, de geplande fabriek wordt waarschijnlijk in Antwerpen neergezet en we streven naar verdergaande samenwerking met een steeds multinationaler personeelsbestand. Idealiter bouwen we beide culturen – de creatieve geest van Avantium en de Duitse degelijkheid van BASF –  uit tot één Synvina-cultuur. In feite is de naam Synvina ook al afgeleid van de woorden ‘synergie’, ‘vitaliteit’ en ‘natuur’. We hebben geen pr‑bedrijf ingehuurd om de naam te bedenken, maar organiseerden interne brainstormsessies. Met 120 (!) mogelijke namen besloten we een stap naar achteren te doen en naar onze sterke punten te kijken. En toen kozen we voor Synvina. Die oefening had ook een bindend effect: als de medewerkers gezamenlijk een bedrijfsnaam bedenken, is het ook echt hún naam, niet alleen maar een gebruiksnaam.’

Denkt u dat grotere multinationals in de chemie afhankelijk worden van kleine(re) bedrijven of start‑ups om grote stappen te kunnen zetten op het gebied van duurzame chemie?

‘Absoluut. BASF is ook actief op het gebied van duurzame chemie, niet alleen met drop-ins (zoals met butaandiol op basis van hernieuwbare grondstoffen) maar ook met geheel nieuwe platformmoleculen. Toch is en blijft een aanzienlijk deel van BASF de komende jaren gericht op producten met een fossiele basis. Voor biobased R&D-routes wordt de besluitvorming op de korte en middellange termijn vaak beïnvloed door de prijs van ruwe olie, zoals je je wel kunt voorstellen. De tijd dat bedrijven puur op interne R&D konden varen, is denk ik voorbij. De wereld is daar te complex voor geworden. Multinationals richten zich dan ook steeds meer op het scouten van technologieën die de potentie hebben om markten met grote volumes te creëren.’

Nu we het over volumes hebben, hoe ziet u de toekomst van de FDCA/PEF-markt?

‘In eerste instantie is Synvina van plan om een referentiefabriek bouwen voor het ontwikkelen van de FDCA- en PEF-markten met een capaciteit tot 50.000 ton per jaar. We willen ook onze technologie in licentie geven en zo investeringen in productiefaciliteiten op industriële schaal mogelijk maken. Natuurlijk kunnen we naar de PET-markt kijken en een voorspelling doen over het marktpotentieel. Maar het punt is dat PEF betere functionaliteiten en barrière-eigenschappen biedt dan PET. Daarom heeft PEF de potentie om niet alleen in de PET-markt maar in de gehele verpakkingenmarkt het voorkeursproduct te worden. In veel segmenten kan PEF profiteren van zijn superieure barrière-eigenschappen. Nu binnen de verpakkingenmarkt het segment hoge barrière sneller groeit dan de markt als geheel, zal met name PEF profiteren van deze vraagontwikkeling. Op de lange termijn zal het marktaandeel van PEF waarschijnlijk groeien ten koste van PET en andere verpakkingsmaterialen omdat merkeigenaren steeds vaker zullen kiezen voor hernieuwbare en recyclebare materialen. Een ander aspect is dat PET veel imagoschade heeft opgelopen, omdat het in sterke mate wordt geassocieerd met plastic afval, bijvoorbeeld in onze oceanen. Wereldwijd wordt minder dan 10 procent van alle fossiele kunststoffen gerecycled. Uiteindelijk moet het ons doel zijn om dit percentage te verhogen. Al met al is PEF beter dan welk ander verpakkingsmateriaal ook: het is gebaseerd op hernieuwbare grondstoffen, het heeft veel betere eigenschappen en het kan worden gerecycled in bestaande faciliteiten, mogelijk ook in PET-stromen.’

Wat moet er gebeuren voordat deze markten vaste voet krijgen?

‘Heel veel werk (lacht). De productieprocessen die we nu gebruiken in onze testfabriek op de onlangs uitgebreide Brightlands Chemelot Campus in Geleen, moeten worden opgeschaald. Om kort te gaan: we moeten voldoende volumes genereren om de ontwikkeling van toepassingen te voeden. Voor deze fase zijn we bezig geweest en blijven we actief in het opzetten van partnerschappen in de waardeketen, zoals bijvoorbeeld voor polymerisatie, preforming en blow moulding. Bakken en flessen zijn verreweg de grootste toepassing, maar we werken ook met succes aan folies en thermovormen. Synvina blijft bijvoorbeeld samenwerken met bedrijven als Toyobo en Mitsui in Japan. Deze door Avantium ontwikkelde relaties zullen we verder uitbouwen voor een geslaagde ontwikkeling en vermarkting van PEF voor verpakkingsoplossingen.’

Kunt u tot slot nog iets vertellen over de obstakels die u tegenkomt bij het opschalen?

‘Hier kan ik niet in detail op ingaan, maar we liggen op schema voor wat betreft de voorgenomen opschaling van onze productiefaciliteiten. De verwachtingen van de grote merkeigenaren zijn zeer ambitieus als het gaat om timing en beschikbaarheid van biopolymeren. We streven ernaar grotere hoeveelheden PEF te kunnen leveren in de toekomst. De meeste bedrijven die betrokken zijn bij fast moving consumer goods, de zogeheten FMCG-bedrijven, realiseren zich niet dat het tijd kost om biopolymeren in grote hoeveelheden op de markt te brengen. We hebben te maken met wet‑ en regelgeving, ontwikkeling van technologieën, toepassingen, productontwikkeling, marketing en natuurlijk opschaling. PET deed er 50 tot 60 jaar over om te worden wat het nu is. We weten zeker dat we met PEF sneller zullen zijn.’

Foto: Synvina