Lees verder
Begin juni waren ruim 300 mensen uitgenodigd voor het eenjarig bestaan van FISCH, het Vlaamse innovatieplatform voor een duurzame chemische industrie. In het Antwerpse Felixpakhuis gooide bestuursvoorzitter Frans Dieryck (essenscia) gelijk de knuppel in het Vlaamse hoenderhok. ‘Bedrijven moeten meer vertrouwen hebben in en daadkracht tonen op het platform.’
Yves de Groote

FISCH is een initiatief van essenscia (de Belgische pendant van de VNCI, red.) en VITO, die met negen chemische bedrijven en alle universiteitsassociaties in Vlaanderen, in 2012 de handen ineen sloegen. Missie van FISCH is het identificeren, stimuleren en katalyseren van innovaties voor een duurzame chemische industrie. De inmiddels 15 geïdentificeerde en sommige reeds opgestarte projecten binnen de zeven innovatieprogramma’s (zie kader) moeten bijdragen aan een biogebaseerde economie. Wie trekt de portemonnee? Deels de Vlaamse Overheid via het IWT (Vlaams Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie) en deels via het bedrijfsleven.

Chemie meer open

‘FISCH is ontstaan vanuit bezorgdheid en gedrevenheid’, blikte Frans Dieryck terug. ‘De bezorgdheid is ingegeven door de duurzaamheidsmissie van onze sector en de gedrevenheid is ingegeven door de snelheid waarmee de wereld verandert en hoe we hier als regio op moeten inspelen.’ Bedrijven moeten volgens hem sprinten om voorop te blijven lopen. ‘We kunnen de wereld niet op zijn beloop laten.’ Hij wees op het grote economische belang van de chemische industrie in Vlaanderen en de grote bijdrage van de sector aan de welvaart. ’Vijfennegentig procent van de productie is niet voor Vlaanderen.’ Dit houdt een zekere kwetsbaarheid in op globaal niveau. Hij benadrukte dan ook het belang van voortdurende innovatie gericht op de toekomst van de industrie en het behoud van de wereld. ‘Meer dan ooit zitten we in een transitiefase.’

Hieraan voegde hij toe dat de chemische sector, die altijd gesloten is geweest, pas recent naar buiten treedt. FISCH is daar een mooi voorbeeld van. ‘Onze ambitie hebben we vertaald in een manier van aanpak, concept, visie, mentaliteitsverandering, engagementen en een zichtbaar project.’

Pioniersrol

‘FISCH heeft in een aantal opzichten, misschien ongewild, een pioniersrol op zich genomen’, vervolgde de bestuursvoorzitter. Hij verwees allereerst naar het Nieuw Industrieel Beleid in Vlaanderen, waarbinnen FISCH zich afspeelt. Belangrijk voor succes is wel dat dit wordt vertaald naar zogenaamd Nieuw Industrieel Ondernemen, zei Dieryck. Daarnaast wordt het platform volgens hem door de buitenwereld beschouwd als een voorloper in het denken in clusters bij innovatie. Collectieve openinnovatieprojecten worden binnen het platform gedragen door minimaal drie bedrijven.

Dieryck: ‘Zeer bewust zijn we pionier in sectoroverschrijdende valorisatieketens. Dat geldt ook voor onze focus op het creëren van business door het systematisch koppelen van toepassingsgericht onderzoek aan de te verwachten realisaties voor de markt.’ Hij noemde ook de voorlopersrol van FISCH in open innovatie vanaf het begin, samen met de universitaire associaties, maar ook VITO, Centexbel (Technisch en Wetenschappelijk Centrum voor de Belgische Textielnijverheid) en meer dan 20 ondernemingen en stichtende leden. Dit leidde bijvoorbeeld tot de heropstart van het VKC (het Vlaams Kunststoffencentrum), de gezamenlijke onderzoeksinfrastructuur voor de kunststofindustrie. Ook wees de bestuursvoorzitter van FISCH naar de gezamenlijke pioniersrol van de chemische industrie, VITO, Flanders Bio en Biobase Europe (BBE) bij het leggen van de basis voor een biogebaseerde economie. ‘Dat is een belangrijk onderwerp op de politieke agenda.’

Te onstuimig?

Frans Dieryck sloot zijn verhaal af met een aantal kritische noten die weliswaar duiden op enige onstuimigheid van het platform, maar zeker ook gekraakt moeten worden. Zo ontbreekt een geïntegreerde steun van de volledige valorisatieketen, zoals gewenst door essenscia en VITO. Om de volledige valorisatieketen te kunnen steunen, moeten er volgens hem middelen zijn om iedere stap in deze keten te kunnen ondersteunen. Dat betekent subsidie voor de ‘proof of concept’ en de haalbaarheidstudies en toegang tot risicokapitaal om de upschaling in een proeffabriek en preproductie te helpen financieren.

Ontwikkelingen gaan echter de goede richting op. ‘Verder is snel duidelijkheid in het bestaande steuninstrumentarium belangrijk.’ Dit geldt volgens de bestuursvoorzitter in de eerste plaats voor ‘proof of concept’ projecten, waarvoor een eenduidig steuninstrument ontbreekt.

Het delegeren van de beslissingsbevoegdheid op operationeel niveau van het IWT naar FISCH zou volgens hem de projectwerking van FISCH alleen maar ten goede komen. ‘Hierdoor wordt FISCH aantrekkelijker om consortiaprojecten in te dienen bij IWT, gebruik makend van de gereserveerde middelen die hiervoor beschikbaar zijn. Probleem is dat nu veel aanvragen via de Raad van Bestuur van IWT moeten. Dit heeft in mijn ogen weinig toegevoegde waarde.’

Koorddansen met ip

Belangrijk is ook dat bedrijven meer vertrouwen hebben in de strategie, de programma’s en de projecten, die zijn goedgekeurd door de beleidsorganen van FISCH. ‘Een hogere autonomie van onze organisatie zorgt voor een snellere afwikkeling in de verschillende beleidsorganen. Er zitten een vijftiental projecten in de pijplijn, maar er is nog een lange weg te gaan. Zo hebben we al meer dan 300 organisaties bereikt, maar op een zeker moment is er daadkracht nodig en moet een organisatie kleur bekennen, ook financieel.’

Daarnaast is het realiseren van intelligente eigendomsrechten (ip) binnen consortia een moeilijke evenwichtsoefening, die maanden in beslag neemt. ‘Kant-en-klare templates werken blijkbaar dan alleen in theorie en niet in de praktijk’, omschreef Dieryck het probleem.

Een ander punt van aandacht is dat de opbouw van de expertise rondom de strategische onderzoeksterreinen die binnen FISCH zijn afgesproken. ‘Kennisinstellingen zouden hier spontaan, maar gecoördineerd proactief mee aan de slag moeten, zonder dat daar naar wordt gevraagd. Dat zou toch mogelijk moeten zijn? Alle partijen in de waardeketen hebben hier baat bij. Ook grote ondernemingen met sterke R&D-afdelingen zouden nichekennis kunnen delen.’