Lees verder
Er zijn nog niet zo veel biobased producten die het maken in de ‘echte wereld’. Het zal nog wel tien tot vijftien jaar duren voordat er sprake is van een definitieve doorbraak, aldus Emmo Meijer (Source B).
Lucien Joppen

Op de Netwerkbijeenkomst BBE in Assen, die op 20 oktober werd gehouden, werd duidelijk dat partijen die investeren in biobased initiatieven geduld moeten hebben. Ja, er zijn succesnummers of succesnummers in wording, maar het zijn wel vaak de usual suspects. De kopgroep nadert de top, maar waar is het peloton?

Welnu, dat duurt dus nog wel even. Er zijn verschillende redenen: soms zijn de prestaties biobased producten nog niet op het niveau van hun fossiele pendanten, of zijn deze te duur. Het is ook een opgave van formaat om te concurreren met een volwassen sector die enorme schaalvoordelen geniet. Vandaar dat menigeen de toekomst ziet in chemical specialties, relatief lage volumes en hogere waardes. En liefst ook producten die betere eigenschappen hebben dan bestaande chemicaliën en/of materialen.

Dat stelde Rein Willems, ex-topman Shell en voorzitter van de commissie Willems, die poneerde dat we de komende 20 tot 30 jaar nog afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen. Een opmerking waar Louise Vet, directeur van het Instituut voor Ecologie, het overduidelijk niet mee eens was.

Kleinschalige bioraffinage

Johan Sanders (Food & Biobased Research) ziet met name kansen die kleinschalige bioraffinage met zich meebrengt. Het zijn vooral de relatief geringe investeringskosten die het introduceren van nieuwe processen vergemakkelijken, zo Sanders. Daarbij wordt de biomassa zo veel mogelijk on-site (voor)bewerkt.

‘Door de behoefte aan warmtewisseling te reduceren, kun je concurreren met grootschalige operaties. Bovendien verlaag je het risico doordat geen dure, langlopende contracten op grootschalige grondstoffenlevering afgesloten hoeven te worden.’

Er zijn in zijn ogen drie sporen waar op bedrijven op korte termijn rendabele business cases, zonder exploitatieve subsidies, op kunnen baseren: eiwit voor diervoeder (uit gras), bouwstenen voor chemicaliën en materialen.
Vet beaamde dat diervoeder een interessant traject is. ‘Je concurreert weliswaar met aanbieders van enorme volumes (soja), maar je hebt wel voordelen op gebied van transportkosten (en milieubeslag). Lokale initiatieven hebben de toekomst.’

Level playing field?

Jammer genoeg hebben sommige biobased proposities last van een playing field dat allesbehalve level is. Vooral de overheidssubsidie voor hernieuwbare energie, heeft ervoor gezorgd dat feedstockprijzen van biomassa sterk zijn gestegen, waardoor het concurrentievermogen voor hoogwaardigere producten zoals vloeibare transportbrandstoffen en chemie, sterk is aangetast.

Feedstock maakt immers circa 60 procent van de kostprijs uit in de chemie. Geluiden vanuit de zaal deden vermoeden dat subsidie voor bio-energie de ontwikkeling van biobased chemicaliën en producten niet echt in de kaart speelt, zie het prijsopdrijvend effect die de bovengenoemde subsidie met zich meebrengt.

Een veelgehoord verzoek, niet alleen op nationaal, maar ook internationaal niveau, is om overheidsbeleid over een langere termijn – minimaal 10 jaar – stabiel te houden. ‘Overheden hebben traditioneel een veel kortere horizon, maximaal vier jaar, terwijl de transitie naar een biobased economy decennia in beslag gaat nemen’, aldus Willems. Vet pleitte ook voor een stabiel beleid, maar wel met de mogelijkheid om tussentijds ‘bij te sturen’.

Daadkracht

Meijer benadrukte dat maatschappelijke acceptatie een voorwaarde is voor een (markt)doorbraak van biobased producten. Op het moment dat dit issue gaat leven onder consumenten, zal de markt zich ook verder kunnen ontwikkelen. Eveneens is het ontwikkelen van nieuwe waardeketens, iets waar Source B zich in het zuiden hard voor maakt, nodig om de biobased economy dichter bij de consument te brengen.

Een lange adem en vasthoudendheid zijn gevraagd en vooral daadkracht. Gewoon doen dus. Ard van der Tuuk, gedeputeerde van de provincie Drenthe, haalde het initiatief aan van Boyan Slat, de TU Delft-student die maar liefst 2 miljoen euro ophaalde voor zijn plan om een einde te maken aan de plastic soup. ‘Een geweldig voorbeeld van daadkracht en inventiviteit, maar wel een oplossing achteraf’, aldus Van der Tuuk. ‘Deze problemen moeten we juist voorkomen in plaats van op te lossen, bijvoorbeeld door plastics meer en beter te recyclen of bio-afbreekbare plastics te ontwikkelen.’

Tempo maken

Van der Tuuk benadrukte nog maar eens een keer dat de noordelijke provincies alles in huis hebben om een voortrekkersrol te spelen: een vezelchemie die zich oriënteert op vergroening, een tuinbouwcomplex dat aandacht heeft voor inhoudsstoffen en kennisinstellingen als de RUG, Stenden en Van Hall Larenstein.

’Kortom, we hebben alles op orde, nu gaat het om het doen. Het tempo is belangrijk, zeker omdat de overgang naar een bbe kansen biedt voor hoogwaardige werkgelegenheid.’

Om tegenwicht te bieden aan het economische ‘geweld’ benadrukte Louise Vet het belang van bodemgezondheid voor de biobased economy. Het klakkeloos onttrekken van biomassa aan de grond leidt op termijn tot problemen: een minder vruchtbaardere bodem en lagere opbrengsten. ‘We leven in een circulair systeem, wat betekent dat de organismen in de bodem ook voeding nodig hebben om hun werk te doen.’

Bekijk het uitgebreide video-verslag van de bijeenkomst bovenaan dit bericht!