Lees verder
De VS, India en China storten zich op de mogelijkheden die biofabricage biedt voor de productie van duurzame biobased chemicaliën en materialen. De EU, tot nu toe de leider op dit gebied, dreigt haar voorsprong te verliezen. Daarom heeft het Bio-based Industries Consortium (BIC), in het tiende jaar van haar bestaan, het eerste Trend Rapport uitgebracht, waarin wordt opgeroepen tot erkenning van de bijdrage van de Europese biobased industrie aan het koolstofvrij maken en aan de economische concurrentiekracht van Europa. Om verdere opschaling en uitbreiding van de biobased economie in Europa mogelijk te maken, is een gelijk speelveld voor biobased versus fossiele grondstoffen nodig, inclusief bijbehorende wet- en regelgeving.
Pierre Gielen

De timing van dit rapport is niet toevallig. Volgend jaar zijn er Europese verkiezingen. “We krijgen een nieuwe Europese Commissie en een nieuw Europees Parlement, dus ook nieuwe meesters van de politieke agenda. Het Trendrapport geeft ideeën over wat er op die agenda zou kunnen staan,” zegt Marco Rupp van BIC.

De tijd lijkt er rijp voor. De bio-economie trekt meer politieke belangstelling dan ooit. Dit jaar dook de term bijvoorbeeld voor het eerst op in de recente State-Of-The-Union toespraak van Commissievoorzitter Von der Leyen. Zij kondigde een Initiatief voor Biotechnologie en Biofabricage aan. Dit is belangrijk in verband met zaken als klimaat, biodiversiteit, maar ook werkgelegenheid, concurrentievermogen en het veiligstellen van de aanvoer van grondstoffen voor kritieke toepassingen van onze binnenlandse industrie. “Onze sector kan een waardevolle bijdrage leveren aan al deze doelstellingen. Maar er zijn enkele gebieden die voor verbetering vatbaar zijn,” zegt Rupp.

Open discussie

Om deze aan het licht te brengen, organiseerde BIC dit jaar vier workshops met vertegenwoordigers van de huidige Commissie, maar ook met verschillende denktanks en NGO’s. In deze sessies konden ze vrijuit spreken omdat niemand geciteerd werd. Het resultaat was een open discussie tussen industrieën, maatschappelijke organisaties, overheden en instellingen. Vragen als “Hoe kunnen consumenten meer profiteren van biobased?”, “Wat is het voordeel van biobased versus fossiel gebaseerde producten?”, “Wat betekent biobased voor een circulaire economie?” en “Wat betekent biobased voor het concurrentievermogen van Europa?” kwamen aan de orde.

Het werd al snel duidelijk dat het belangrijkste in deze discussies niet de antwoorden waren, maar eerder de reis ernaartoe. De deelnemers realiseerden zich hoe belangrijk het is om samen aan tafel te zitten en open met elkaar te praten. Rupp: “We spraken niet over brede concepten als duurzaamheid, biodiversiteit en klimaat, maar over echt concrete ideeën om de politieke agenda vooruit te helpen. Hierdoor ontstond het besef dat de industrie al antwoorden heeft op veel van de vragen die beleidsmakers hebben, of in staat is om die antwoorden te vinden. Zo ontstond wederzijds begrip, ook bij NGO’s en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die bij ‘biobased industrie‘ vooral de discussie over voedsel versus brandstof in gedachten hadden. Ze realiseerden zich dat het daar zeker niet alleen om gaat; we hebben een serieuze agenda met serieuze oplossingen. Ook al zijn ze het niet met alles eens, we hebben kunnen laten zien dat we geloofwaardige en eerlijke spelers zijn. Dit gold ook andersom.”

Bio-coördinator

Uiteindelijk bevat het rapport een lange lijst met ideeën en maatregelen, maar ook drie punten die verbetering behoeven: sterkere stimulansen om biobased producten op de markt te brengen, een regelgevend kader voor de lange termijn voor de circulaire bioeconomie dat het gebruik van duurzaam verkregen biomassa mogelijk maakt, en het maximaliseren van het potentieel voor de bioeconomie. Een probleem is dat hierbij meerdere beleidsterreinen betrokken zijn, zoals Milieu, Industrie, Landbouw, Klimaat en Economie, terwijl coördinatie tussen deze terreinen ontbreekt. De Renewable Energy Directive is bijvoorbeeld eenzijdig gericht op ambitieuze doelstellingen en duurzaamheidscriteria voor het gebruik van biomassa voor energie, maar niet voor de productie van biobased materialen.

“Wat we nodig hebben is een specifieke controle van ‘bio’ in de regelgeving. In de VS hebben in het Witte Huis een bioeconomie-coördinator aangesteld om deze uitdaging aan te pakken. Iets dergelijks hebben we ook nodig in Europa, op het niveau van de voorzitter van de Commissie. Een coördinator bioeconomie op hoog niveau zou het overzicht hebben vanuit een beleidsperspectief, zou de beleidsterreinen om de tafel kunnen brengen, aan de touwtjes kunnen trekken en dingen gedaan kunnen krijgen.”

Duw

Biobased producten sneller op de markt brengen is niet alleen een kwestie van het intensiveren van marketinginspanningen door de merkeigenaren. Ook regelgeving speelt een belangrijke rol. “Beide moeten hand in hand gaan. Kijk naar de snelle opkomst van wind- en zonne-energie. Die hebben een sterke impuls gekregen dankzij goede regelgeving. Hetzelfde zou kunnen gebeuren met biobased producten. Want de huidige regelgeving vormt een knelpunt. Denk bijvoorbeeld aan nieuwe voedingsmiddelen. We gebruiken insecten voor veevoer in plaats van voedsel, omdat de Europese regelgeving veel te traag is. In Singapore en de VS komen deze zogeheten ‘novel foods‘ veel sneller op de markt. Of denk aan de regels voor verpakkingen. Deze richten zich op het recyclen van nieuwe fossiele kunststoffen en verpakkingsmaterialen, terwijl de rol die biobased kunststoffen kunnen spelen niet wordt erkend. Met als gevolg dat ze, om het beleefd te zeggen, ‘onderbenut’ zijn in Europa.”

Dit is niet alleen betreurenswaardig, het kan ook de concurrentiepositie van Europa in de bioeconomie ondermijnen, met directe gevolgen voor de toekomst van de industrie. “Wat we van onze leden horen, is dat ze hun investeringsbeslissingen steeds meer baseren op wat er in de VS, China en India gebeurt. Daar zijn de stimulansen om een goed rendement te halen op dit moment veel groter dan in Europa. In de VS heeft President Biden de White House Executive Order on Biotechnology and Biomanufacturing uitgebracht met geld, doelstellingen en acties. China stelt groene doelen en heeft een vijfjarenplan om het volume van bioplastics en PLA te vergroten. In India zie je vergelijkbare ontwikkelingen. In Europa hebben we dan wel een Strategie voor de Bioeconomie, maar wat we op dit moment vooral nodig hebben, is meer actie. Want in dit opzicht lopen we achter. We moeten sneller en daadkrachtiger zijn bij het nemen van maatregelen voor bioraffinaderijen. Het is niet alleen een kwestie van geld. Gebeurtenissen zoals oorlogen in Israël en Oekraïne, een dreigende volgende oliecrisis of de problemen met COVID maken investeren in Europa er ook niet gemakkelijker op. Sterke partnerschappen zoals de CBE -JU waarin publieke en private partijen samenwerken, kunnen zeker helpen.

Wat kunnen we nog verwachten van de Europese Commissie, zo vlak voor de komende verkiezingen? “Von der Leyen wil in 2024 een nieuw Initiatief voor Biotechnologie en Biofabricage lanceren. Nu is het tijd om de daad bij het woord te voegen. Aangezien andere commissies aan soortgelijke bio-initiatieven werken, is het belangrijk om ervoor te zorgen dat het op een gecoördineerde manier gebeurt, dat het ambitieus en evenwichtig is. Daarna zullen we verder praten met de nieuwe Commissie.”

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met het Bio-based Industries Consortium (BIC). Het Trend Rapport is te downloaden van BIC’s website