Lees verder
Kennis is de sleutel voor het verder ontwikkelen van de bio-economie in Noord-Nederland. Kennis alleen is niet voldoende, deze zal ook moeten worden omgezet in industriële toepassingen. Daarvoor gaan de onderwijs- en onderzoeksinstellingen in de noordelijke provincies meer met elkaar moeten samenwerken. Dit gebeurt al en zal naar verwachting verder worden geïntensiveerd.
Lucien Joppen

De bovenstaande constatering – kennis als sleuteltechnologie – is afkomstig uit twee rapporten, van de NOM (De Biobased Economy in Noord-Nederland, Chemie ontmoet agro, 2011) en de SER (Biobased economy in Noord-Nederland, 2010). De auteurs baseren zich onder meer op de bestaande bedrijvigheid en de infrastructuur in het noorden.

In het gebied zijn alle sectoren actief die nodig zijn voor een transitie richting een biobased economy: met name in Friesland en Groningen is de agrifoodsector – zuivel, aardappel- en suikerbietenteelt – goed vertegenwoordigd. In Emmen en Delfzijl is chemische bedrijvigheid, met in Emmen een kunststoffencluster en vanzelfsprekend de Eemsdelta, dat eveneens met haar zeehaven de poort vormt richting Duitsland en Scandinavië.

Mede vanuit de bovenstaande activiteiten heeft het kennis- en onderzoekslandschap zich in het noorden ontwikkeld (zie kader). De Rijksuniversiteit Groningen en de hogescholen (Hanzehogeschool Groningen, de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Stenden Hogeschool en Hogeschool VHL) hebben les- en onderzoeksprogramma’s ontwikkeld die deels terug zijn te voeren op de ‘noordelijke’ industriële activiteiten. Bijvoorbeeld de opbouw van fundamentele en toegepaste kennis op gebied van koolhydraten, zie de zetmeel- en suikerbietenverwerkende industrie.

Toegevoegde waarde van 2 miljard

Nu moet de biobased economy in veel gevallen nog gaan ‘vliegen’. Niet elke business case rekent zich nu al rond. Dat zal wel gaan veranderen. Eerder onderzoek (2013) van Roland Berger schat de toegevoegde waarde van een transitie van de huidige economie naar een biobased economy in Noordoost-Nederland op € 2 miljard in 2030.

Met andere woorden, biobased business zal in toenemende mate gaan vliegen in het noorden. Dat gaat niet vanzelf. Niet alleen bedrijven en onderzoeksinstellingen zullen moeten investeren, ook de publieke sector zal voor moeten sorteren en dat doet het ook. Drenthe en Groningen hebben de biobased en circulaire economie expliciet opgenomen als punten in de nieuwe collegeprogramma’s van 2015-2019. Ook Friesland heeft sterke ambities om bovenstaande ontwikkelingen te stimuleren, ondanks dat dit nog niet expliciet in het coalitieakkoord staat omschreven.

Meer richting applicatie

Nu is de biobased economy een breed begrip. Vandaar dat in het Noord4bio-rapport, dat begin dit jaar is gepubliceerd, is geanalyseerd op welke concrete programmalijnen de actoren in de noordelijke provincies in moeten zetten. In totaal zijn er negen clusters, waarvan de vijf belangrijkste zijn: inzet van koolhydraten voor chemie, fermentatie/conversie van koolhydraten tot grondstoffen voor polyesters/andere biopolymeren, eiwitraffinage voor onder meer feed, productie van groene grondstoffen voor chemie (Delfzijl) en de omzetting van (rest-)biomassa voor energiedoeleinden.

De aandacht voor conversietechnieken, bijvoorbeeld pyrolyse, was er al in het noorden. Echter, de vervolgstappen om de grondstoffen uit die conversiestappen te gebruiken voor halffabrikaten of eindproducten, werden nog onvoldoende gezet. Dat biedt dus kansen voor het (mkb-)bedrijfsleven. Daarvoor zullen deze ondernemingen wel deels afhankelijk van de kennis- en onderzoeksinstellingen. Niet alleen op gebied van kennistransfer, maar ook het leveren van gekwalificeerde arbeidskrachten.

Vezelversterkte materialen voor de bouw

Om bovenstaande activiteiten zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen, zullen de hogescholen en de RUG dichter tegen elkaar moeten schurken. Goed nieuws, er gebeurt al het nodige. Zo werkt Stenden Hogeschool in Emmen samen met de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden op gebied van biopolymeren/composieten in de bouw.

Jan Jager, als lector verbonden aan Stenden: ‘We kijken hierbij vooral naar vezelversterkte materialen die bijvoorbeeld in renovatietrajecten, bijvoorbeeld in panelen, kunnen worden verwerkt. Een van de verbeterpunten is het ontwikkelen van biobased harsen die schadelijke componenten als formaldehyde kunnen vervangen. Een ander traject is het ontwikkelen van mulch films op basis van PHA voor de landbouw en sierteelt. Momenteel is er een lelieteler die het afbreekbaar plastic wil gaan testen.’

Sleuteltechnologie

Jager ziet grote kansen in het noorden in de aanwezige expertise op gebied van fermentatie, een domein dat onder meer vanuit de regionale agrifoodsector is ontwikkeld. ‘Fermentatie is een sleuteltechnologie om uit biomassa, bijvoorbeeld cellulose, de suikers te krijgen die vervolgens naar andere producten als ethanol of monomeren worden omgezet. Dat kan op basis van bietsuiker, maar ook via bijproducten van andere processen, zoals de productie van biodiesel uit afgewerkt frituurvet. Hierbij komt glycerol vrij, dat via fermentatie naar melkzuur en PLA kan worden omgezet. Dit zijn wel routes die, samen met het bedrijfsleven, moeten worden uitgewerkt en opgeschaald.’

Fermentatie

Op gebied van fermentatie van koolhydraten heeft Van Hall-Larenstein (Hogeschool VHL) een goede naam. Op dit gebied werkt het ook nauw samen met de Noordelijke Hogeschool (NHL). Hans Derksen, lector bij VHL: ‘Onze focus ligt op twee gebieden: bioraffinage om koolhydraten en eiwitten te ‘oogsten’ en de teelt en verwerking van aquatische biomassa (algen, wieren, eendenkroos) tot eiwitten voor food en feed. Met NHL heeft VHL een joint-venture, een opleiding in Leeuwarden – Life sciences en Technology – opgezet. We werken onder meer samen aan het ontwikkelen van biobased materialen.’

Ook lopen er lijnen van VHL naar Stenden, aldus Derksen. In bioraffinage blijft vaak restmateriaal over, dat verder kan worden opgewerkt tot PHA. Stenden neemt daarbij het applicatietraject voor zijn rekening, zoals 3D-printen met PHA, VHL onderzoekt methoden om zo efficiënt mogelijk PHA uit reststromen te produceren.

BERNN

Doede Binnema, lector bij de Hanzehogeschool Groningen, ziet de onderlinge samenwerkingsverbanden als een positief signaal. Hij ziet daarentegen ook nog lacunes. ‘De link met de technologie naar de markt zal sterker moeten worden ontwikkeld. Technologie die in het lab blijft ‘hangen’, daar moeten we het niet voor doen. Dat betekent dat de onderzoeksinstellingen elkaar in de TRL-lijn aan moeten vullen en dat ze ook op verschillende disciplines – niet alleen technologie, maar ook vanuit de markt, maatschappij en milieu – samen moeten werken.’

Daartoe hebben de universiteit en de vier hogescholen Bio-Economy Region of Northern Netherlands opgezet. BERNN, wereldkundig gemaakt in de zomer, tijdens de North Sea Conference in Assen, zal de komende maanden duidelijkere contouren krijgen. In ieder geval liggen er synergiën, bijvoorbeeld op gebied van onderwijs (gezamenlijke lesprogramma’s, uitwisseling), onderzoek (gezamenlijke subsidie-aanvragen en inzet van applicatiefaciliteiten) of een gemeenschappelijke database met connecties en/of onderzoeksresultaten. Binnema: ‘Samen zullen we alle zeilen bij moeten zetten om de bio-economie in het noorden in het zadel te helpen.’

Rijksuniversiteit Groningen

  • Speerpunten: gezond ouder worden, energie, duurzame maatschappij
  • Scope: fundamenteel onderzoek (10 tot 20 jaar van de markt) en toegepast onderzoek (5 tot 10 jaar)
  • Participeert o.a. in CCC (Carbohydrate Competence Center), ZAP (Zernike Advanced Processing)

Stenden Hogeschool

  • Speerpunten: chemie en materialen
  • Scope: toegepast onderzoek (0 tot 5 jaar van de markt)
  • Stenden heeft samen met Hogeschool Windesheim (Zwolle) Green PAC opgezet, gericht op slimme (bio-)polymeren

Hogeschool VHL

  • Speerpunten: voedingsmiddelentechnologie, fermentatietechnologie, aquatische biomassa
  • Scope: toegepast onderzoek
  • Een deel van de biobased activiteiten van VHL zijn ondergebracht in een joint-venture met NHL in Life Science & Technology

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden

  • Speerpunten: slimme, duurzame industrieën en vitale regio’s
  • Scope: toegepast onderzoek
  • NHL is onder meer actief in watertechnologie, zonne- en windenergie en duurzame bouwmaterialen

Hanzehogeschool Groningen

  • Speerpunten: energie, gezondheid, bioraffinage en ondernemerschap
  • Scope: toegepast onderzoek (0 tot 7 jaar van de markt)
  • Hanzehogeschool, met een focus op ‘bioceuticals’, heeft dit jaar op haar terrein Zernike Advanced Processing geopend, een opschalingsfaciliteit voor biobased en smart processen en onderwijsactiviteiten voor mbo, hbo en wo-studenten

Zie ook: Noord4bio Eindrapport (pdf)