Gerard van Harten, onder meer boegbeeld van de Topsector Chemie en voorzitter van de Toekomstwerkgroep Nederland-Vlaanderen, stelt dat de buurlanden meer dan voldoende gemeen hebben om de krachten te bundelen, en dat beiden van elkaars expertises kunnen profiteren. Met andere woorden, ze hebben elkaar ook wat te bieden.
Van Harten: ‘Begin oktober heeft de Toekomstwerkgroep haar bevindingen gepresenteerd. Hieruit blijkt dat specifiek de Vlaams-Nederlandse Delta, de provincies West- en Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland, een gebied is waar een nauwere afstemming en samenwerking mogelijk is. Dat is met name op drie terreinen: high tech, logistiek en de biobased economy.’
Volgens Van Harten is het vergelijkbare DNA van beide regio’s aan weerszijden van de grens de reden waarom zij samen kunnen werken. ‘De chemische industrie is de verbindende factor. Door de nabijheid van grote havens hebben beide regio’s een sterke chemische sector en aanverwante maakindustrie. Daarnaast onderkennen zowel Nederlandse als Vlaamse overheden de noodzaak om deze chemie te vergroenen; om alternatieven te vinden voor fossiele grondstoffen en om de sector en bijbehorende werkgelegenheid te behouden en zelfs uit te bouwen.’
Bio Base Europe
Nu zijn er in de Vlaams-Nederlands Delta al initiatieven, waar Nederlandse en Vlaamse overheden samen in investeren en onderzoeksinstellingen en bedrijven over de grens samenwerken. Van Harten noemt Bio Base Europe, met een pilotplant in Gent en een trainingscentrum in Terneuzen, of het Shared Research Center in Bergen op Zoom, waar TNO en VITO gezamenlijk optrekken.
Nu zijn bovengenoemde initiatieven losse trajecten. Is er niet meer behoefte aan een overkoepelende agenda, waarbij bedrijven, kennisinstellingen en overheden aan weerszijden van de grens zijn betrokken?
Van Harten: ‘Jazeker, je kunt dit uitvoeren door specifieke platforms rondom bepaalde onderzoeksthema’s op te zetten. Er zijn in het recente verleden verschillende thema’s ter sprake gekomen, groene bouwstenen, groene grondstoffen en het sluiten van kringlopen. Deze zijn nog niet volledig uitgekristalliseerd. Je zult toch eerst moeten kijken naar lopende onderzoeksprogramma’s, zoals FISCH (Flanders Innovation Hub Sustainable Chemistry) of de TKI BioBased Economy van de Topsector Chemie (Nederland) om zicht te krijgen op mogelijke synergieën. Vervolgens zouden deze programma’s aan elkaar gekoppeld of deels met elkaar vervlochten kunnen worden.’
Concurreren met continenten
Logistiek is vanzelfsprekend een relevant aspect voor een ‘samensmelting’ van de biobased economy in de Vlaams-Nederlandse Delta. Van Harten: ‘In het gebied liggen verschillende havens, Antwerpen, Zeebrugge, Gent, Rotterdam en Vlissingen/Terneuzen. Je kunt deze aanvoerroutes zien als gescheiden identiteiten die elkaar beconcurreren. Dat is natuurlijk ook zo. Echter, kijk je naar de big picture, lees de multinationals die beslissen waar ze zich gaan vestigen, dan concurreert de Delta als geheel met locaties overzee als Houston, Jubail of Shanghai. Vandaar dat een bundeling en clustering van activiteiten voor een grotere cohesie kan zorgen, waardoor het ook echt een aangesloten gebied wordt. Dan moet je denken aan het optimaliseren van de fysieke infrastructuur, zoals pijpleidingen, water- en spoorwegen, het wegennet. Kortom, alle vervoersmodaliteiten, waarbij ook de ‘zachte’ elementen zoals organisatie en informatie-uitwisseling niet mogen ontbreken.’
Megacluster
Van Harten stelt dat het aggregatieniveau eigenlijk nog een stapje hoger zou moeten, waarbij het Vlaams-Nederlandse chemie cluster verbonden wordt met het Ruhrgebied. Het megacluster heeft ook al een naam: ARRRA (Antwerpen-Rotterdam-Rhein-Ruhr Area). Het is in een klap ook een van de grootste chemische complexen van de wereld.
‘Een samenwerking op die schaal is nog niet zo ver. Eerst zullen op kleinere schaal, lees de Vlaams-Nederlandse Delta, stakeholders nauwer samen moeten gaan werken. Overheden kunnen het proces faciliteren, maar daar houdt het ook mee op. Uiteindelijk moeten bedrijven de lead nemen, zij maken immers de business. De industrie, met name de multinationals, ziet het belang in van grensoverschrijdende samenwerking, gewend als zij is om over grenzen heen te opereren. Ook de transitie naar een biobased economy staat op de agenda, al is een gedeeltelijke overschakeling op biomassa als feedstock nog niet zo eenvoudig gerealiseerd, mede gezien de grote variëteit en kwaliteit. Maar goed, als we onderzoek kunnen bundelen, zullen oplossingen eerder voorhanden zijn, waardoor een gedeeltelijke transitie in een stroomversnelling komt.’