Lees verder
Vanaf het prille begin werd duidelijk hoe belangrijk de European Green Deal is voor de EU. Niet alleen moet de deal ervoor zorgen dat de EU in 2050 ‘zero-carbon’ is, maar ook het herstel van de EU-economie post-COVID-19 inluiden. Onderwijl neemt de kritiek op het plan toe. NGO’s vinden dat de fossiele sector een te grote vinger in de pap heeft.
Willem van Kuyck

“Het is ons man op de maan-moment”

Om te beginnen, de European Green Deal. Het zou te ver voeren om deze in detail te beschrijven. Het is een soort Marshall-plan – het herstelplan voor Duitsland na Wereldoorlog 2 -, maar dan vele malen groter in termen van investeringen en looptijd. “Het is ons man op de maan-moment”, stelde Ursula von der Leyen, president van de Europese Commissie.

Het was de schone taak van Frans Timmermans, Vice-President van de Europese Commissie, om binnen 100 dagen met een masterplan te komen. Eind 2019 werd de European Green Deal gepresenteerd, enkele weken erna volgde het Green Deal Investment Plan en een zogenaamde Transition-plan (om de kosten/implicaties van transitie te financieren).

“European green deal: Niet alleen klimaat en mileu, ook herstelplan post-Covid-19.”

Om een indruk te geven van de gelden die op korte termijn (2021-2030) worden vrijgemaakt: 1000 miljard euro voor duurzame investeringen en 100 miljard euro voor ‘transitiesteun’ (voor een schematische weergave zie figuur 1).

Tussenstand

Uiteindelijk moet de European Green Deal op middellange (2030) en langere (2050) termijn leiden tot aanzienlijke reducties in de CO2-uitstoot in verschillende sectoren, zie de voornoemde beleidsterreinen. Deze doelen zullen worden opgenomen in een Klimaatwet die de Europese Commissie in maart 2020 heeft gepresenteerd. Momenteel ligt het doel voor 2030 op 40 percent reductie (vergeleken met 1990) en zero-emissies in 2050. Het laatste impliceert niet dat fossiele feedstocks (energie, chemie) passé zijn over 30 jaar, maar dat de CO2-emissies worden gecompenseerd, bijvoorbeeld via Carbon Capture and Storage.

Een tussenstand, opgemaakt in 2018 (zie figuur 2), laat zien dat de EU tussen 1990 en 2018 al op 80 procent van de uitstoot in 1990 zit. Met andere woorden, de EU en de meeste EUlidstaten zijn op de goede weg. Deze mening is overigens niet iedereen toegedaan.

Lobbycircuit

In de afgelopen maanden heeft de Europese Green Deal vanuit verschillende hoeken kritiek gekregen, wat, gezien de impact van het plan, niet eens verwonderlijk is.

Een punt van kritiek komt vooral van NGO’s, namelijk de invloed van de fossiele lobby op het plan. Corporate Europe Observatory (CEO), een organisatie die het lobbycircuit nauwgezet volgt, noteerde meer dan 150 ontmoetingen tussen de olie en gaslobby en leden van de Europese Commissie. Volgens CEO, is de EGD dan ook deels ‘fossiel’ ingekleurd met gelden die ook voor gas, als een transitional fuel, kunnen worden ingezet. CCS is volgens de CEO ook niet ‘the way to go’ omdat het nog steeds CO2-emissies mogelijk maakt, economisch onrendabel is en mogelijk belastend is (landgebruik o.a.) voor regio’s/ landen waar CCS plaatsvindt.

Tot slot, de rol van (groene) waterstof. De sectoren achter deze technologie hebben blijkbaar de EU-beslissers overtuigd van de rol die de energiedrager kan spelen in de energietransitie. Alhoewel de EGD inzet op groene waterstof, houdt het ook de deur open voor fossiele bronnen, zoals aardgas, aldus de CEO.

Goede voornemens, maar…

Greenpeace Nederland heeft eveneens kritiek op de EGD, vooral op de effectiviteit van het plan. “Momenteel is het nog onduidelijk in hoeverre de EU (lidstaten) hun CO2-reductiedoelen gaan halen via de Green Deal”, stelt een woordvoerster. “In de Green Deal staan weliswaar belangrijke hervormingen en goede voorne- mens, maar hiermee bereiken we niet wat volgens de wetenschap vereist is om de klimaat- en natuurcrisis het hoofd te bieden. De uitstoot moet in 2030 met tweederde omlaag zijn gebracht en niet met slechts 50 tot 55 procent. We moeten af van alle fossiele brandstoffen, en ons niet rijk rekenen met de inzet van gas. Dat de Commissie stelt dat subsidies voor fossiele brandstoffen moeten stoppen is mooi, maar tien jaar geleden heeft Europa zich dit al als doel gesteld. Echter, nog geen enkele lidstaat heeft daarvoor een concreet plan opgesteld. Dat is tevens het probleem van de Green Deal. Het staat vol goede voornemens, maar het bevat amper concrete plannen of handvatten voor de lidstaten om te garanderen dat zij hun doelen gaan halen. De maatregelen die erin staan zijn veelal zwak en/of moeten nog verder uitgewerkt worden.”

Glas half vol

Willem Sederel (chairman Circular Biobased Delta), vindt de kritiek op de EGD vanuit NGO- hoek voorbarig. “Gezien de belangrijke rol die de olie/gas/petrochemie inneemt, moeten deze partijen uiteraard betrokken worden bij de EGD. Maar ik ben een voorstander van een constructieve houding en zie het glas half vol. De financiële uitwerking van de EGD is nog niet duidelijk. In september of oktober verwacht ik dat hierover meer naar buiten komt, bijvoorbeeld over Horizon Europe, de opvolger van Horizon 2020. Vooralsnog lopen de projecten onder Horizon 2020 door tot en met 2023/2024. Ook de inhoud van de EGD is al aangepast op basis van reacties van betrokken partijen en het Europees Parlement. Zo heeft in mei 2020 de Commissie twee strategieën gepresenteerd als onderdeel van de EGD: een nieuwe, aangepaste biodiversiteitsstrategie en de Farm to Fork strategie over voeding en voedselverspilling.”

“Technisch/economisch is al veel mogelijk, maar de grootste uitdaging zit in de sociale innovatie.”

Sederel is van mening dat de EGD zeker kan bijdragen tot de voornoemde CO2-reducties. “Gezien de tijdspanne – drie decennia – kan er veel gebeuren. Technisch/economisch is al veel mogelijk, maar de grootste uitdaging zit in de sociale innovatie. Goed om te zien dat de EGD daar ook ruim aandacht aan besteedt, een voorwaarde om de circulaire economie daadwerkelijk van de grond te krijgen. Vanzelfsprekend is de route naar 2050 nog niet geheel ingevuld. Er zijn nog witte vlekken. Voor Nederland geldt dat het echt van belang is om politieke standpunten en meningen opzij te zetten. Dit om de doelen uit het Klimaat-, Grondstoffen- en Energieakkoord te halen, en constructief samen te werken aan een oplossing op basis van feiten. De biomassa- energiediscussie is een goed voorbeeld van hoe we anders langs elkaar heen blijven praten. Daarmee lopen we gevaar dat we een uitzonderingspositie in Europa gaan vormen en de boot gaan missen met groene banen en groene investeringen die dan in onze buurlanden gerealiseerd gaan worden.”

 

Grote impact bio-economie

Philippe Mengal, directeur van de BBI JU, is eveneens voorzichtig met prognoses over de EGD. “Ik wil niet op de muziek vooruitlopen. Ik kan momenteel alleen voor de BBI JU spreken en, zoals je weet, gaat BBI JU over in een nieuwe organisatie, Circular BBI JU. De focus blijft op duurzaam verkregen tweede-generatie en (op termijn) derde-generatie biomassa – als energiebron en feedstock – voor bioraffinaderijen. Kortom, het stimuleren van economische bedrijvigheid die ook een bijdrage levert aan biodiversiteit, een aspect dat is opgenomen als cruciaal beleidsterrein in de EGD. Qua onderzoek zal het CBBI JU zich richten op biorefining, bio-energie is inmiddels een volwassen discipline.”

Het Bio-based Industries Consortium (BIC), de private zuil van het BBI JU, heeft zich ook uitgesproken over de EGD en de rol van de Europese bio-economie in het veelomvattende plan. BIC benadrukt daarbij het economisch gewicht van de bio-economie en de impact die het kan hebben op economisch herstel, zie de post-COVID periode (waarover later meer). Bovendien, aldus BIC, zal de verduurzaming van de primaire sector en aanverwante sectoren economische bedrijvigheid realiseren die niet ten koste gaat van ecologie.

“Bio-energie is inmiddels een volwassen discipline.”

Biomassa blijft in beeld

Het zijn mooie vergezichten die ongetwijfeld zullen leiden tot kritiek, bijvoorbeeld op de intensivering van landbouw en de rol van biobrandstoffen voor transport en energie-opwekking. Echter, in het geleidelijk vervangen van fossiele energiebronnen, zullen alle opties moeten worden gewogen en meegenomen. Momenteel is het aandeel van hernieuwbare energie in de EU nog aan de lage kant. In 2018, lag het gebruik (gross final consumption, Eurostat) op 18,9 procent, op weg naar de 20+ procent in 2020. Dit percentage zal ongetwijfeld fors moeten stijgen om CO2-reducties te halen. Dat geldt voor alle vormen van hernieuwbare energie. Het Knowledge Center for Bioeconomy (KCB) van de Europese Commissie stelt dat biomassa een centrale speelt in de energieopwekking in de EU. In 2016 was het aandeel van bioenergie in de ‘renewable mix’ bijna 60 procent (KCB). Overigens groeit het aandeel van bio-energie, net als andere hernieuwbare energievormen (wind), minder hard dan verwacht. Wellicht dat de EGD hierin verandering kan brengen.

De Corona-factor

Zoals eerder vermeld, is de importantie van de EGD met COVID-19 alleen maar toegenomen. Was het plan eerst verbonden met klimaat en het scheppen van een (nieuwe) duurzamere economie, nu moet het ook nog de EU in zijn geheel uit de post-COVID-19-crisis trekken. Von der Leyen verbond eerder jaar al expliciet het Europese herstelplan (voor COVID- 19) aan de EGD. “Our motor for the recovery”, noemde de EC-president het plan. “We moeten ervoor waken om in oude, vervuilende gewoonten te vervallen.”

De DSGC (Dutch Sustainable Growth Coalition) is dezelfde mening toegedaan. In Juni publiceerde het initiatief, waarin de CEO’s van acht Nederlandse multinationals en een vertegenwoordiger namens het VNO-NCW zijn verenigd, een brief waarin het de Nederlandse regering oproept om ‘de Europese Commissie te steunen in haar voornemen de Green Deal op te nemen als kernelement van het EU-herstelplan.’

Door het omarmen van de ambities van de Green Deal richting een klimaatneutraal Europa in 2050 versnellen we de wereldwijde duurzaamheidstransitie, wat leidt tot Europese eco- nomische groei, miljoenen nieuwe banen én een gezondere bevolking. De voorwaarde is een level playing field op wereldniveau. We moeten voorkomen dat het Europese bedrijfsleven wordt weggeconcurreerd door ongelijke voorwaarden op het vlak van duurzaamheid.’

“De uitstoot moet in 2030 met twee-derde omlaag zijn gebracht en niet met slechts 50 tot 55 procent. We moeten af van alle fossiele brandstoffen, en ons niet rijk rekenen met de inzet van gas.”

– Woordvoerster Greenpeace

Te ver voor de muziek uit?

Het laatste is een reële optie en is in hoge mate afhankelijk van de CO2-reductie ambities van belangrijke concurrerende naties/handelspart- ners zoals de VS en China. Momenteel staan deze ambities in de VS in de koelkast en voert het land onder Trump eerder een protectionistisch beleid.

Toch lijkt de kans klein dat de EU te ver voor de muziek uit gaat lopen en zichzelf uit de markt prijst. In een White Paper van Standard Chartered, benadrukt de bank de marktmacht van de EU om (duurzaamheids)standaarden op te leggen aan mondiale toeleveranciers en zodoende ook druk te zetten op lokale regeringen om wetgeving en handhaving aan te scherpen.

De bank signaleert dat verschillende landen de EU volgen in ambitie. Zo blijft China haar nationaal plan voor de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, dat experimentele programma’s op het gebied van sociale, economische en milieubescherming omvat. Het heeft zones voor duurzame ontwikkeling en meer dan 40 zogenaamde CO2- pilotprovincies opgezet. India, een andere economische grootmacht in wording, voert ook toonaangevende duurzaamheidsprogramma’s uit, aldus Standards Chartered.

Tot slot, los van de internationale impact zal de EGD ook in eigen huis ook de neuzen in dezelfde richting moeten krijgen. Met name Polen, dat in hoge mate afhankelijk is van fossiele energie (steenkool), moet zich nog committeren aan de 2030- en 2050 targets. Het land hoopt nu op enkele miljarden uit het Transitiefonds. Wordt vervolgd.

Beeld: Circular Biobased Delta (Nick Francken), Hydrogenious, European Commission, Bio-based Industries Consortium