Lees verder
Zestien organisaties die actief zijn in de Nederlandse bio-economie hebben een gezamenlijke brief aan de formateur en de fractievoorzitters van de politieke partijen opgesteld waarin zij pleiten voor méér inzet van biogrondstoffen die zo hoogwaardig mogelijk dienen te worden verwaard en een centraal geregisseerde aanpak van het gebruik hiervan.
Pierre Gielen

Volgens Luuk van der Wielen, voorzitter van het Platform Bio-economie (PBE) en een van de ondertekenaars, is het niet zo’n vreemd idee om na te denken over een soort ministerie van circulariteit en bio-economie. De bio-economie is namelijk complex en sectoroverschrijdend. Een benadering uitsluitend vanuit het perspectief van of landbouw, of chemie, of transport of energie is onvolledig.

Dat laten ook de mogelijkheden voor CO2-reductie zien die enkele jaren geleden aan de Klimaattafels zijn bedacht. “Daar zijn goede plannen gemaakt, die deels overlappen, deels concurrerend zijn. In de verschillende toepassingen van biogrondstoffen staat soms de economische / materiële kant voorop, in andere gevallen de energetische kant. De oplossing voor Nederland is niet louter een optelsom van plannen, maar vraagt om integratie met en over de sectoren heen. Dit is een behoorlijk onontgonnen terrein. Als je die zaken met elkaar verbindt, kom je tot andersoortige oplossingen.”

Wat betekent dat in de praktijk? “Als voorbeeld noem ik de maatschappelijk discussie rondom de omvang van de veestapel in Nederland. Stel dat de levensmiddelenindustrie alternatieve eiwitbronnen toepast, die je bijvoorbeeld uit resten van biomassa kunt maken. Met een fabriek van zo’n 100 kton, die op groene waterstof draait, kun je alternatieve werkgelegenheid bieden voor veehouderijen en tegelijkertijd de footprint van eiwit voor food of feed enorm verlagen. Tevens produceert zo’n fabriek 100 tot 150MW aan nog nuttig te gebruiken restwarmte. Daarmee kun je een alternatieve toekomst realiseren voor de stadsverwarming, naast de inzet van biomassa. Dit soort oplossingen gaat over de sectoren heen en vind je dus niet terug in de plannen van de klimaattafels.”

Publiek gelijk

Als het in de media gaat over biogrondstoffen, is de discussie echter bijna volledig vernauwd tot protesten tegen bij- en meestook van biomassa in kolencentrales of tegen biomassacentrales voor stadswarmte en de subsidies die daarvoor worden gegeven. Daarbij gaat het volgens Van der Wielen soms om gecoördineerde communicatieacties rondom bio-energie met sponsoring door kapitaalkrachtige internationale organisaties. “Duurzaamheid van bio-grondstoffen is geadresseerd binnen bestaande duurzaamheidscertificering of onderdeel van verdere aanscherping.

Niettemin zijn er zorgen over werkelijke CO2-reductie, biodiversiteit, natuur en bodembeheer en is het gewenst om publieke waarborgen te versterken. Een foto van een omgekapt bos is echter geen bewijslast van publiek gelijk, maar een communicatieactie. Daar moeten we even professioneel mee omgaan. De sector reageert er onvoldoende proactief op. Daardoor voeren we al vanaf het begin een ‘uphill battle’: te reactief, in plaats van een proactief en constructief verhaal waarin ook de urgentie van daadwerkelijke duurzaamheid duidelijk is.”

Want die urgentie is er wel degelijk. “Nederland is nog steeds méér fossiel dan mensen zich realiseren. En dan gaat het over de hele range, van de huidige industrie tot transport tot het kapitaal in de pensioenfondsen. De omschakeling van fossiele naar hernieuwbare grondstoffen gaat nog heel wat pijn kosten, want we zijn met veel mensen in een klein land en hebben een hoge levensstandaard en daarmee samenhangend een relatief hoog energieverbruik. Zonder bio-economie redden we het niet. Kijk naar de Klimaatwijzer die de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) heeft gemaakt. Dat is een website waarop je jouw beleidsmix kunt invoeren en kunt zien waar je dan op uitkomt. Probeer maar eens uit te komen op de Nederlandse beleidstargets en een economisch plaatje dat klopt. Ik kreeg het niet voor elkaar.”

Van der Wielen denkt dat het een goed idee zou zijn om bijvoorbeeld een competitie rond de Klimaatwijzer op te zetten voor studenten of schooljeugd, waarbij ze worden uitgedaagd om ‘de beste versie van Nederland’ te maken. “Dat is een positieve actie waarmee mensen veel sneller doordrongen raken van de noodzaak, van de urgentie en het feit dat er nou eenmaal altijd uitstoot zal zijn rondom menselijke activiteit. We zullen toch naar een compromis moeten, willen we een zekere duurzame levensstandaard halen.”

Nul uitstoot is volgens Van der Wielen dan ook een illusie. “Onze economie is een open systeem. De tweede wet van de thermodynamica zegt dat in een open systeem alleen maar in leven kan blijven door energie te dissiperen. Zo fundamenteel is het.”

Brede dialoog

Hoe moet het dan wel? Volgens Van der Wielen is er een sector overschrijdende investeringsagenda voor 2050 nodig die recht doet aan de complexiteit van het speelveld. Daarin staat hoe de klimaatdoelen moeten worden bereikt, welke scenario’s en alternatieven er zijn, over de verschillende sectoren heen en waar er eventuele stimuleringsmaatregelen nodig zijn. Daarover zal een brede maatschappelijke discussie moeten worden gevoerd, met de vele organisaties die actief zijn in de bio-economie, en juist ook met hen die zorgen hebben. “Als organisatie waar de biobased en circulaire economie centraal staan in een futureproof Nederlandse economie, zullen we die discussie over de volle breedte moeten aangaan. Gebundeld. Met meer regie. En meer coördinatie. Met een duidelijk industrieel gezicht, want uiteindelijk beogen we ook duurzame investeringen en werkgelegenheid te creëren en te behouden.”

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met het Platform Bio-economie.

Dissipatie is het verlies van 'nuttige' energie, bijvoorbeeld het feit dat bij het in beweging brengen van een machine ook ongevraagd (wrijvings)warmte wordt opgewekt. Lage temperatuurwarmte kan echter wel degelijk nuttig worden toegepast door systemen te koppelen, denk aan stadsverwarming.