Lees verder
De chemische industrie staat voor een ingrijpende ommezwaai: van aardolie als vertrouwde basis voor polymeren naar hernieuwbare (bio)grondstoffen, reststromen en/of gerecyclede materialen. En van lineaire waardeketens naar een circulaire industrietak, gebaseerd op waardecirkels. Alleen zo is de ambitie om volledig circulair te zijn tegen 2050 haalbaar.
Pierre Gielen

Daarover gaat het nieuwe Groeifonds voorstel Biobased Circular (BBC), dat is ingediend door Groene Chemie, Nieuwe Economie (GCNE) en TKI Agri&Food. Het doel: de komende jaren minimaal vijf waardecirkels opleveren, inclusief onderzoek, proefopstellingen en demonstratiefabrieken tot relevante industriële omvang:

  • Melkzuur als grondstof voor zowel de voedselindustrie als duurzame biobased kunststofproductie;
  • Biobased monoethyleenglycol (MEG) uit suikerbieten, om de polyester-industrie te verduurzamen;
  • De productie van biobased harsen uit citroenzuur en glycol, bijvoorbeeld voor de meubelindustrie of bouwmaterialen;
  • Bio-aromaten uit plantaardige reststromen voor bijvoorbeeld verven, coatings en isolatiematerialen;
  • De productie van PHA’s, afbreekbare biopolymeren uit afvalwater.

Het gaat hierbij zeker niet alleen om technologische vernieuwing; de technologie is bewezen en de betrokken bedrijven willen binnen afzienbare termijn daadwerkelijk aan de slag. Om écht impact te maken zullen hele waardeketens in toepassingsgebieden als de textiel, de bouw en verpakkingen op de schop moeten. Dit gaat een flinke bijdrage leveren aan de groei van de Nederlandse economie én aan het verslaan van maatschappelijke uitdagingen als de klimaat-, de stikstof- en de energiecrisis. Door tegelijkertijd en systematisch en over de sectoren heen samen te werken aan fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, piloting en demonstratie zal een geheel nieuwe industrietak ontstaan.

Arnold Stokking, directeur van Brightsite en voorzitter van GCNE: “De uitdagingen zijn breed en complex, maar de industrie gelooft erin en is ook bereid er zelf fors in te investeren. Zo wordt gezamenlijk een bedrag van rond de € 600 miljoen op tafel gelegd voor de realisatie van demofabrieken. Daar bovenop vragen de initiatiefnemers een bijdrage van € 300 miljoen uit het Nationaal Groeifonds*”.

Het initiatief wordt breed gedragen, door Europees leidende bedrijven (Corbion, Avantium, Cosun en Renewi), veelbelovende scale-up ondernemingen (Paques, Relement, Plantics e.a.) en toonaangevende onderzoeksinstellingen (Wageningen University & Research, Rijksuniversiteit Groningen, TNO e.a.). “We zoeken daarnaast ook samenwerking met de consortia rond andere Groeifondsvoorstellen, zoals Circular Plastics. Samen hebben we een mooi palet aan grondstoffen waarmee we hernieuwbare materialen kunnen maken. Maar onze eerste focus ligt op biogene koolstof.”

Aardolie verdringen

Het uitgangspunt is dat biogrondstoffen aardolie als grondstof kunnen verdringen. Door de plantaardige molecuulstructuur van koolhydraten zoveel mogelijk te benutten, wordt een hoge grondstof- en energie-efficiëntie behaald. Recycleerbaarheid en afbreekbaarheid zijn daarnaast een vast onderdeel van de materiaal- en applicatieontwikkeling. Op die manier wordt efficiënte circulariteit bereikt, ofwel: een minimale milieu-impact.

De biogrondstoffen die dit mogelijk moeten maken, kunnen deels afkomstig zijn uit groene reststromen, zoals landbouwresiduen en snoeiafval uit natuurgebieden. Ze kunnen ook specifiek voor deze toepassingen worden geteeld. Op die manier vormen ze een impuls voor de akkerbouw en bieden ze boeren perspectief op nieuwe teelten, die niet hoeven te concurreren met voedselproductie. Kees de Gooijer, directeur van TKI Agri&Food: “We hebben berekend dat voor de chemische industrie minder dan 1 procent van het areaal nodig is. Dat is goed te doen.”

Extensieve teelten

Om welke gewassen gaat het dan? “Suikerbieten blijven aantrekkelijk; er is geen gewas dat zo veel CO2 vastlegt, namelijk 40 ton per hectare. Maar het is wel een intensieve teelt en dat brengt ook nadelen met zich mee, zoals emissies. We willen dit gewas dan ook geleidelijk vervangen door natuurinclusieve teelten rondom de kwetsbare gebieden in Nederland, en door reststromen en gerecycleerde materialen.”

Een veelbelovende extensieve teelt is bijvoorbeeld Miscanthus (Olifantsgras). Dat wordt momenteel nog slechts verbouwd op enkele proefvelden. De uitdaging hierbij is boeren overhalen tot grootschalige alternatieve teelten. De Gooijer: “De boer gaat niet telen als er geen afname is en de afname is er niet als de boer niet teelt. Om het aantrekkelijk te maken, zijn dus investeringen in de hele keten nodig: in de verwerking van de gewassen, in bioraffinage en in het vinden van toepassingen voor de restmaterialen uit de biogrondstoffen, zoals lignine en vezels.”

Het belang is groot genoeg. De industrie moet verduurzamen en boeren hebben behoefte aan een nieuw toekomstperspectief. Ze vinden elkaar in Biobased Circular. De feiten spreken vóór dit programma. Als Nederland polymeren en applicaties produceert en er zelfs erin slaagt marktleider te worden op dit gebied, moet tot € 3 miljard aan bbp-groei haalbaar zijn, met 2,5 miljoen ton jaarlijkse CO2 besparing en 7.000 nieuwe banen. Door het inzetten van Europese gewassen en reststromen wordt bovendien grondstofonafhankelijkheid bereikt.

Het Groeifonds-voorstel Biobased Circular is ingediend op 2 februari. Kijk voor meer informatie op de website van Groene Chemie, Nieuwe Economie.

Beeld: Cinemanikor/Shutterstock

Met het Nationaal Groeifonds investeert het Nederlands kabinet tussen 2021 en 2025 € 20 miljard in projecten die zorgen voor economische groei voor de lange termijn.