Lees verder
De markt voor biobarnsteenzuur zit in de lift, al is het tempo niet wat de industrie aanvankelijk voor ogen had. In 2025 moet het mondiale volume tussen de 400 en 700 kTon bedragen. 'We hebben met onze technologie en applicatiecapaciteiten goed voorgesorteerd om een significant deel van deze markt te pakken.'
Lucien Joppen

Voor Marcel Lubben, CEO van Reverdia, de joint-venture tussen DSM en Roquette, is biobarnsteenzuur niet alleen een duurzamer fundament – vergeleken met fossiele chemicaliën – onder de fijnchemie/materialen, maar ook biedt het ook voorziene en soms onvoorziene functionaliteiten aan bepaalde applicaties. Niets voor niets selecteerden de auteurs van het bekende DoE-rapport Top value added chemicals from biomass biobarnsteenzuur als een van de top biobased chemicals. Het rapport verscheen in 2004. Inmiddels zijn we al weer 12 jaar verder. Biobarnsteenzuur is inmiddels in industriële productie genomen – de Reverdia-fabriek in Cassano beet in december 2012 wereldwijd het spits af – en er zijn een viertal leveranciers (naast Reverdia, Myriant, Bioamber en Succinity) die op basis van uiteenlopende technologieplatforms biosuccinic acid produceren.

Marcel, je staat nu ruim 2,5 jaar aan het roer bij Reverdia. Heeft biobarnsteenzuur zich al ontwikkeld tot een top biobased chemical, zie het Department of Energy-rapport?

‘Daarvoor het is nog iets te vroeg dag. Ik denk dat wij en onze concurrenten aanvankelijk te optimistisch waren over de snelheid waarmee de markt het uiteindelijk oppakte. Het kost de nodige tijd om biobarnsteenzuur in applicaties te verwerken en deze vervolgens te testen. Dat is op zich niet verwonderlijk: het is geen drop-in die je zo maar ergens tussenschuift. Het gebruik vereist aanpassingen in de productieprocessen verderop in de waardeketen. Inmiddels zijn er tal van producten die op basis van biobarnsteenzuur worden geproduceerd. Een goed voorbeeld is PBS, een bio-afbreekbare plastic die qua eigenschappen aanschurkt tegen polypropyleen. We zien dat vooral biogebaseerde PBS in de verpakkingen, als landbouwplastic en andere applicaties, bijvoorbeeld in combinatie met PLA, wordt ingezet. Polyurethanen vormen eveneens een interessante markt, dan heb je over producten/halffabrikaten als zolen voor hardloopschoenen of zwenkwielen van rollerskates. Het zijn producten die een bepaalde mate van elasticiteit moeten koppelen aan hardheid/slijtvastheid. Verven en coatings is ook een markt met toekomstperspectief waarbij biobarnsteenzuur een deel van de “volatile organic compounds” kan vervangen en daarnaast ook bepaalde eigenschappen kan versterken zoals de krasvastheid van een lak of een hogere resistentie tegen weersomstandigheden.’

In het begin was de industrie te optimistisch. Is de prognose van 400-700 kTon in 2025 ook niet te rooskleurig?

‘Nee, als ik zie welke fossil-based chemicals biobarnsteenzuur kunnen vervangen, zoals oliegebaseerd barnsteenzuur of oliegebaseerd adipinezuur, dan krijgt het marktvolume duidelijke contouren. Dan gaat het immers om aanzienlijke volumes, zeg duizenden kilotonnen bijvoorbeeld polyurethanen of polyesters. Natuurlijk zijn er onzekerheidsfactoren. Wat gaat de olieprijs doen? Komt er een “price on carbon” en, zo ja, hoe hoog? Daarnaast heb je macro-economische factoren die om de hoek kijken. Los van deze factoren heeft biobarnsteenzuur de potentie om producten beter en duurzamer te maken. Dan heb je een business case die op zich staat en ben je minder afhankelijk van externe factoren.’

Momenteel produceert Reverdia in Cassano, Italië, in een 10 kTon-fabriek. Gelet op jouw marktprognose, is deze capaciteit ontoereikend om adequaat in te spelen op marktgroei. Komt er een nieuwe fabriek bij?

‘Dat is wel de bedoeling. We zijn momenteel in gesprek met een Amerikaanse partner, waarmee we mogelijk in een joint-venture, een fabriek willen gaan bouwen in de VS. Het wordt een 50 kTon-faciliteit, een vervijfvoudiging van de huidige capaciteit. Dan praat je over een CAPEX van tussen de 150 en 200 miljoen euro. Waarom we naar de VS gaan en niet in Europa blijven? Simpel, de prijs van glucose en van energie. Beiden maken een substantieel deel de kostprijs uit. Zelfs als we biobarnsteenzuur met dit volume in de VS produceren en vervoeren naar Europa, dan zijn we nog steeds goedkoper uit.’

Hebben jullie overwogen om de fabriek in Nederland te vestigen en bijvoorbeeld suiker op basis van suikerbieten te gebruiken?

‘Ja, maar ook hier geldt dat de kosten van energie en suiker of glucose nog steeds de belangrijkste vestigingsfactoren zijn, waarbij de liberalisering van de suikermarkt in Europa nog steeds een onzekerheidsfactor is. In de VS is de glucoseprijs robuuster en structureel lager. Met andere woorden, we zullen niet worden verrast door een volatiele glucoseprijs voor de komende jaren. Eerder zal de prijs dalen door een overaanbod omdat de humane consumptie in de VS – onder meer via frisdranken – eerder naar beneden zal gaan. Wat de VS bovendien onderscheidt van Europa, is de doortastendheid van regionale overheden. Zij zijn bereid om bij te dragen, je zit gelijk met de juiste partijen om tafel. In Europa is het wat dat betreft zoeken geblazen. Ja, het klopt dat onze eerste fabriek in Europa staat, maar dat had ook te maken dat deze perfect paste op de site van Roquette.’

De markt voor biobarnsteenzuur zal fors gaan groeien. Hoe gaat Reverdia hier op in spelen? Ligt de focus op applicatie-ontwikkeling of zit de winst juist in procesoptimalisatie?

‘In beide aspecten kunnen we ons nog verbeteren. Het proces, dat we in de loop der jaren hebben verfijnd, heeft inmiddels het doel gehaald wat we gesteld hebben, maar blijkt nog steeds efficiënter te kunnen. In Delft, waar ons fermentatielab staat, worden giststammen ontwikkeld die betere yields leveren dan hun voorgangers en dus de prijs per kilo kunnen drukken. De echte groei zit natuurlijk in de markt en daar komt nu de focus te liggen. We zullen de komende jaren – dit jaar en in 2017 – dan ook ons applicatiecapaciteit verhogen. Daarbij beperken we onze focus grotendeels op polyurethanen, PBS en harsen en verven. We zullen andere applicaties niet uitsluiten, maar zullen daar geen extra push aan geven.’

We hebben het nog niet over prijs gehad. In hoeverre heeft biobarnsteenzuur last van de aanhoudend lage olieprijzen? Is er sprake van een prijsdruk?

‘Voor drop-in’s, zie bioPE of bioPET, geldt deze zeker. Met biobarnsteenzuur, waarmee we mikken op nieuwe producten die waarde toevoegen, iets meer in de luwte. Natuurlijk helpt de lage olieprijs niet. Er zijn altijd partijen die hierdoor de sprong naar duurzame producten uitstellen. Gelukkig zijn er ook afnemers die een langetermijnvisie hebben waarvan duurzaamheid een onlosmakelijk onderdeel vormt. Het is ook een kwestie van leiderschap, zie de rol van Feike Sybesma bij DSM, Paul Polman bij Unilever. Of natuurlijk de topman van IKEA (Peter Agnefjäll, red.) die besluit om vanaf 2020 uitsluitend gerecyclede of hernieuwbare materialen te gebruiken. Deze ondernemingen doen het overigens niet alleen uit ideële overwegingen. Ze anticiperen ook op de ‘future costs of carbon’, het tijdperk waarin koolstof zal worden belast en (deels) zal worden geïnternaliseerd in (consumenten)prijzen.’

Tot slot, hoe zie je de rol van niet-kwantificeerbare factoren in de ontwikkeling van de biobased economy. Gaat het alleen maar over getallen of speelt overtuiging ook een rol?

‘Zeker, er zijn in het beginfase ettelijke momenten waarop je door tegenslagen zou kunnen besluiten de stekker er uit te trekken. Als je je niet gesteund voelt – primair door je partners en klanten in de markt en natuurlijk ook door de joint-venture-partners – ben je eerder geneigd om de handdoek in de ring te gooien. Je hebt een intrinsieke motivatie nodig om door te zetten. Je kunt ook niet alles cijfermatig doorrekenen. Kijk naar de onzekerheden die nog steeds boven de markt hangen, zoals de marktgroei van biogebaseerde producten of de invloed van een mogelijke “price on carbon” daar op. Vandaar dat de overtuiging een grote rol speelt, namelijk dat de fossiele economie langzaam maar zeker gaat kantelen richting circulair en biobased en dat de kansen voor duurzamere en beter presterende alternatieven groeien.’

Lubben studeerde organische chemie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij begon na zijn studie bij DSM, waar hij verschillende functies bekleedde. Aanvankelijk in onderzoek en ontwikkeling en gaandeweg meer in de business (business development en sales) binnen het toenmalige DSM Pharmaceutical Products. Hij leidde ook DSM Venturing & Licensing, een divisie die zich onder meer bezighield met in- en externe start-up’s. Destijds, zo rond 2010/2011, kwam hij ook in aanraking met biobased bedrijven (o.a. door deelnemingen in Verdezyne, Segetis en Novomer). Toen Reverdia contouren kreeg, werd Lubben boardmember van de joint-venture. Toen de joint-venture de start-upstatus ontgroeide, werd Lubben CEO van Reverdia.