Lees verder
DSM en Roquette willen met hun joint-venture Reverdia wereldwijd marktleider worden op gebied van biobarnsteenzuur. Volgens Marcel Lubben, directeur van Reverdia, is het vooral de technologie die het bedrijf geen windeieren zal gaan leggen.
Lucien Joppen

De reden achter de partnership met Roquette Frères, een Franse multinational op gebied van zetmeel- en zetmeelderivaten, motiveert Lubben aldus. ‘DSM is weliswaar sterk in biotechnologie maar was niet bepaald sterk op het gebied van biomassa. Toch was er die passie om op dit gebied iets te gaan betekenen op wereldniveau. En die passie werd gedeeld met Roquette.’

Beide bedrijven sloegen de handen ineen en zo ontstond de 50/50 ‘joint venture. Het nieuwe bedrijf heeft de ambitie om met het product Biosuccinium™, biobarnsteenzuur, de sterk groeiende duurzame kunststoffenmarkt te beleveren. ‘Dat is beslist geen gemakkelijke taak. Het betekent nogal wat om naar een ‘biobased economy’ te gaan’, zegt Marcel Lubben.

 

Elegant proces

Lubben stelt dat vertrouwen in de markt een belangrijke voorwaarde voor succes is. ‘Roquette was al lid van het UN Global Compact. Het bedrijf bekleedt een positie in de wereldtop wat betreft het produceren van zetmeel en daarvan afgeleide producten, met experts op het gebied van de bioraffinaderij. Het bedrijf heeft een omzet van ongeveer 3 miljard euro. DSM is leider op het gebied van biotechnologie, het heeft een omzet van ongeveer 9 miljard euro en duurzaamheid is een van de pijlers van onze strategie. Door deze onmiskenbare en unieke competenties van beide wereldspelers creëer je vertrouwen.’

Vertrouwen bereik je ook door de beste technologieën in te brengen en het geheel op te schalen. Het proces is simpel, aldus Lubben: ‘Zetmeel uit industriële maïs wordt omgezet in suiker en deze wordt via een gistingstechnologie met lage pH-waarde omgezet naar Biosuccinium met een consistente kwaliteit. De lage pH-waarde zorgt ook voor een elegant en kostenefficiënt proces. Immers, we hoeven geen zuren toe te voegen om het biobarnsteenzuur te isoleren. Dat scheelt tijd en geld en we zitten niet opgescheept met bijproducten als bijvoorbeeld gips of ammonium sulfaat. Concurrerende bacterie-gebaseerde processen, zoals gebruikt door sommige concurrenten, hebben hier wel mee te maken.’

 

50 kTon in 2016

Biosuccinium betekent ook een enorme reductie van de uitstoot van CO2: 8kg CO2 per kg adipinezuur wordt bespaard als Biosuccinum adipinezuur vervangt in een applicatie, bijvoorbeeld in polyurethanen voor toepassing in bijvoorbeeld schoenzolen, of bij vervanging van adipinezuur in die worden gebruikt in verven, coatings of weekmakers.

Lubben: ‘Milieu is een belangrijke trigger in de markt. Veel bedrijven willen vergroenen, maar lopen vaak aan tegen een markt, lees consumenten, die hier geen premium voor willen betalen. Vandaar dat een groener product, als het duurder is dan gangbare producten, geen weinig kans maakt, tenzij er andersoortige voordelen aan zijn verbonden, zoals een betere functionaliteit.’
‘Een derde voorwaarde is leveringsbetrouwbaarheid, te realiseren door een expanderende productiecapaciteit. De huidige capaciteit van Biosuccinium is 10 kiloton per jaar. Reverdia streeft naar 50 kiloton capaciteit in 2016. Dat opschalen moet zorgvuldig gaan. Wij houden ons aan drie belangrijke stappen, namelijk pilot-demo- commercieel.’

 

Geloof

Vertrouwen is mooi, maar daarmee heb je nog geen marktvraag, aldus Lubben. Ook hier kunnen bedrijven een logisch stappenplan volgen. ‘Ga te werk volgens het model van de waardeketen. Dat betekent een voortdurende dialoog tussen proces, kwaliteit en klant en contact met alle partijen in de keten inclusief eindgebruikers. Zorg voor COGS (cost of goods sold, red.) en een stabiele kwaliteit. En vooral: geloof in je eigen product. Realiseer je wel dat het product zich niet vanzelf verkoopt. Voordat het wordt geaccepteerd, zijn er heel veel demonstraties en goedkeuringen nodig. Er is veel inspanning vereist om de markt te veroveren. Daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen. In aansluiting op wat ik eerder zei: als je zegt dat jouw duurdere product vooral ‘groener’ is, maar voor de rest hetzelfde, dan is het gedoemd te mislukken. Dan kiezen afnemers toch voor het goedkopere product. Pas als afnemers overtuigd zijn van de meerwaarde, zijn ze bereid iets dieper in de buidel te tasten.’

 

Fabriek inmiddels ‘op stoom’

Deze meerwaarde heeft met name betrekking op verbeterde functionaliteiten, zoals kortere droogtijden (in alkydharsen, red.), een hogere slijtvastheid (in polyurethanen) of een hogere flexibiliteit (bijvoorbeeld in plastic verpakkingsmaterialen). Reverdia werkt met haar klanten aan deze applicaties, aldus Lubben. Inmiddels is Reverdia al ruim anderhalf jaar aan het produceren in het Italiaanse Cassano. Lubben stelt dat de keuze voor deze locatie vooral gemotiveerd is door de aanwezigheid van een fabriek van Roquette waar maiszetmeelhydrolysaat wordt geproduceerd. Hierdoor is de fabriek van Reverdia verzekerd van een continue stroom van glucose. Ook lift de faciliteit mee met de bestaande utilities (stoom, elektriciteit et cetera). Na de gebruikelijke leercurve die het opstarten van een fabriek met zich meebrengt, zit de fabriek inmiddels op de designcapaciteit. Met andere woorden, het kan daadwerkelijk de 10 kTon produceren.

 

Stimulerende maatregelen

Met het oog op een sterk uitdijende markt (zie kader) kijkt Reverdia ook naar andere geografische markten.

‘Onze interesse gaat uit naar Azië en Noord- en Zuid-Amerika. Het gaat daarbij vooral ook om de aanwezigheid van de benodigde biomassa (maïs, suikerriet enz.) en de logistieke mogelijkheden. En natuurlijk niet te vergeten de voorwaarden voor subsidies, concessies, leningen et cetera. Ook slimme overheidsmaatregelen kunnen de aanzet geven voor het vestigen van industrieën. Door bijvoorbeeld niet-biologisch afbreekbare plastic zakken te gaan verbieden, gaat de markt zelf op zoek naar groene alternatieven. De belastingbetaler hoeft er dan niet voor op te draaien.’

* Het artikel is deels gebaseerd op een presentatie die Marcel Lubben in mei gaf op een Chemelot Colloquium op Chemelot Campus.