Lees verder
Nederland kan wereldwijd koploper zijn in de bio-economie. Helaas blijft het investeringsklimaat echter achter, terwijl het overheidsbeleid innovaties afremt. Ook de samenwerking kan beter.
Redactie / Nederland

Dat schrijft de Federatie Bio-economie Nederland in een open brief aan minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat). Volgens de Federatie levert een grotere inzet van biomassa een forse bijdrage aan de wereldwijde transitie naar een koolstofarme economie. Dat geldt niet alleen voor energie, maar ook voor biobased materialen en de opslag van CO2.

De transitie van fossiel naar bio kan economische groei en duizenden nieuwe banen opleveren. Volgens de Federatie heeft Nederland de kennis, de infrastructuur en een ideale mix van bedrijvigheid daartoe in huis, in de sectoren agro, chemie, materialen, bouw, logistiek, afval, water, energie, visserij en voeding.

Publieke waardering gering

Het investeringsklimaat voor de bio-economie blijft echter achter. Marktperspectieven voor biobased producten zijn onzeker, omdat de publieke waardering voor biobased materialen en bio-energie gering is. Biobrandstoffen hebben bijvoorbeeld een slecht imago vanwege problemen als ontbossing en concurrentie met de voedselproductie. Ook zijn biobased materialen onvoldoende bekend.

Daarnaast is er belemmerende regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van afval en van mest, en ontbreekt een gelijk speelveld. Zo zijn er forse overheidssubsidies voor de bij- en meestook van biomassa in kolencentrales, maar moet de inzet van biomassa voor de productie van biobased materialen het bijna volledig zonder overheidssteun doen.

De Federatie pleit voor betere samenwerking tussen de verschillende schakels in de keten. Zo weten de chemie, de land-, tuin- en bosbouw en de afvalsector elkaar nauwelijks te vinden, terwijl de fossiele olie- en gassector en de chemie al tientallen jaren samen optrekken.

Zeven pijlers

De Federatie Bio-economie Nederland vraag aan Wiebes een duidelijke strategie voor de bio-economie en biedt ook aan daar zelf aan mee te werken. Zeven pijlers zijn te onderscheiden:

  1. Stel een praktisch en werkbaar duurzaamheidskader vast voor de inzet van biomassa. Bescherming van ecosystemen en biodiversiteit is daarbij cruciaal, evenals ‘sociale duurzaamheid’.
  2. Breid de innovatieprogramma’s die de bio-economie stimuleren uit. De hele kennisketen is hierbij van belang. Van fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek tot demonstratieprojecten. En van conversietechnologieën voor het mobiliseren van grondstoffen tot innovatieve toepassingen.
  3. Draag bij aan de ontwikkeling van markten voor biobased producten:
    â—¦ Zorg voor een gelijk speelveld, bijvoorbeeld door een innovatiegericht subsidieprogramma vergelijkbaar met de SDE+, voor biomaterialen en biobased producten.
    â—¦ Wees launching customer: voer een bio-preferred aanbestedings- en inkoopbeleid;
    â—¦ Investeer in het draagvlak voor biobased toepassingen, werk bijvoorbeeld mee aan een label voor biobased producten;
    ◦ Stel doelstellingen vast en maak afspraken met sectoren/leveranciers over een toenemend aandeel ‘bio’ voor grote productstromen (bijvoorbeeld verpakkingen, bouwmaterialen). Maak van ‘cascadering’ een leidend principe. Daarover staat wel een passage in het Energieakkoord, maar in de praktijk wordt er nauwelijks iets mee gedaan.
  4. Zorg dat wet- en regelgeving zich méé-ontwikkelt met de groei van de bio-economie. Dat geldt bijvoorbeeld voor de afvalwetgeving, mestwetgeving en de mededingingsregels.
  5. Bevorder samenwerking. Circulair werken vraagt nieuwe vormen van samenwerking over de grenzen van sectoren heen, binnen en tussen provincies, of tussen bedrijven en kennisinstellingen. De rijksoverheid kan bijdragen door kaders te creëren en best practices te etaleren.
  6. Benut de innovatieve kracht en het organisatievermogen van de land-, tuin- en bosbouwsector. Voorwaartse integratie in de productieketen (het produceren van halffabricaten) is nodig om een betere aansluiting te maken met de chemische sector in Nederland. Nieuwe vormen van landbouw (zoals landbouw op zee) verdienen steun.
  7. Zoek Europese, regionale, mondiale en bilaterale samenwerking. Bijna alle genoemde punten hebben een Europese dimensie. De EU is bovendien bezig de strategie voor de bio-economie te herijken, en er wordt gewerkt aan de circulaire economie, aan het landbouwbeleid en de rurale ontwikkeling. Samenwerking met buurlanden is essentieel omdat de bio-economie vaak ook een sterke regionale component heeft.

Platform voor de waardeketen

De Federatie Bio-economie Nederland wil met de overheid samenwerken aan deze pijlers. De Federatie is recent opgericht als platform voor de hele waardeketen, van primaire producenten (landbouw, bosbouw, visserij) en afvalinzamelaars tot verwerkers in de voedsel- en veevoersector, de chemie, de energiesector en gebruikers. Inmiddels zijn er 95 partijen lid, waaronder bijna 30 bedrijven, 4 brancheorganisaties, 5 regionale ‘biobased’ samenwerkingsverbanden, 8 onderzoeksinstellingen en daarnaast projectontwikkelaars, wetenschappers en NGO’s.

De Federatie heeft een Wetenschappelijke Raad voor de Bio-economie ingesteld, die een science based paper voorbereidt over de optimale inzet van biomassa en de reductie van broeikasgassen. Ook is een Raad voor Duurzaamheidsvraagstukken ingesteld, die een duurzaamheidskader opzet voor alle biomassa (voedsel, veevoeder, materialen en energie).

Tot slot nodigt de Federatie de minister uit een werkbezoek te brengen aan een van de biobased bedrijven, ‘om kennis te nemen van de nieuwste ontwikkelingen binnen deze veelbelovende en innovatieve sector’.