Lees verder
Eerste generatie fermenteerbare suikers hebben ten onrechte een slechte reputatie als grondstof voor de chemische industrie. Dat stelt het nova-Instituut na een intensief onderzoek van diverse biobased grondstoffen.
Redactie / Hürth

Eerste generatie suikers zijn vaak gebaseerd op voedselgewassen, zoals suikerriet en suikerbieten, tarwe, maïs of soja. Daardoor wordt wel beweerd dat het gebruik hiervan voor de chemische industrie concurreert met de voedselproductie. Daarvoor vond het nova Instituut echter geen aanwijzing. Tweede generatie suikers worden onder meer gewonnen uit hout, oneetbare plantenresten, gebruikt frituutvet of restafval.

Twaalf criteria

In het onderzoek zijn 12 hoofdcriteria geselecteerd om de duurzaamheid van eerste en tweede generatie fermenteerbare suikers te beoordelen, zoals broeikasgasbalans, reducties van broeikasgassen, landefficiëntie, voedselzekerheid, eiwitbijproducten, werkgelegenheid, plattelandsontwikkeling , levensonderhoud van boeren en bosarbeiders, directe en indirecte risico’s van verandering in landgebruik (LUC / iLUC), logistiek, infrastructuur, beschikbaarheid, traceerbaarheid, sociale effecten, biodiversiteit evenals lucht- en bodemkwaliteit.

De analyse toont aan dat alle grondstoffen leiden tot een aanzienlijke vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Suikers van de tweede generatie presteren in dit opzicht beter, maar door de hoge winningskosten is het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen met suikers van de tweede generatie een dure manier om de klimaatverandering te verminderen.

Voedselzekerheid

Speciale aandacht werd besteed aan het verwijt dat het gebruik van grondstoffen van de eerste generatie de voedselzekerheid in gevaar brengt. Daarvan blijkt geen sprake te zijn. De bevindingen uit dit onderzoek wijzen eerder in de tegenovergestelde richting. Zo wordt de concurrentie op het gebied van landgebruik doordat de teelt van landbouwgewassen van de eerste generatie (met name suikerbieten) zeer efficiënt is; de opbrengst per hectare is hoog. Bovendien is er vaak sprake van eiwitrijke bijproducten. Dat geldt bijvoorbeeld voor tarwe en maïs. Voor het kweken van roterende energiegewassen zoals hakhout is een veel groter kweekgebied nodig, terwijl dit geen aanvullende eiwitbijproducten oplevert. Daardoor is er veel eerder sprake van concurrentie met de voedselproductie.

Afval en restmaterialen

De belangrijkste kracht van het gebruik van afval en restmaterialen voor de productie van tweede generatie fermenteerbare suikers ligt in de hoogste reductie van broeikasgasemissies van alle vergeleken grondstoffen en in de laagste impact op biodiversiteit, water, lucht en bodem. De belangrijkste nadelen zijn de hoge kosten voor de reductie van broeikasgassen, de slecht ontwikkelde infrastructuur en logistiek, een lage traceerbaarheid en vooral beperkte beschikbaarheid.

Het nova Instituut concludeert dan ook dat biobased chemicaliën uit alle grondstoffen voordelen bieden in termen van vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Ze zouden dan ook allemaal deel moeten uitmaken van een strategie voor duurzame toekomst voor de Europese chemische industrie. De systematische discriminatie van suikers van de eerste generatie in de publieke perceptie en in het debat is op geen enkele manier wetenschappelijk verantwoord.