Lees verder
In het tijdperk waarin de gildes floreerden, werd de meestergezel- relatie ontwikkeld. Leerlingen gingen na hun opleiding aan de slag bij een meester, waar ze het vak in de praktijk leerden en uiteindelijk zelf aan de slag gingen als meester. Het voordeel van de meestergezelrelatie is, wat we vandaag noemen, learning on the job. Neem een smid. De gezel leert niet alleen hoe hij moet smeden, maar krijgt van de smid ook de ruimte om te experimenteren met blaasbalg en aambeeld. Ook ziet hij hoe de smid omgaat met zijn klanten en wat zij van hem verwachten. Niet alleen de 'wat'-vragen zijn belangrijk, ook de 'waarom'-vragen.
Doede Binnema

Nu is deze meestergezelrelatie lange tijd buiten beeld geweest. De gildes namen in belang af en onderwijsinstellingen namen meer en meer de rol over in het opleidings- en praktijktraject. Dat werd ook wel eens betreurd, met name in de discussie over het aansluiten van onderwijsprogramma’s op de praktijk en de kwaliteit van technische opleidingen. Anno 2015 staan we voor de nodige maatschappelijke uitdagingen, waar kennis- en onderzoeksinstellingen een bijdrage aan kunnen leveren. Bijvoorbeeld door kennis om te zetten in werkbare concepten die economisch en ecologisch het verschil kunnen maken. Geen hoefijzers of zwaarden dus, maar technologische en sociale innovaties om duurzamer te produceren. Minder energie- en watergebruik en een lagere CO2-uitstoot. Ook hier kan een meestergezelrelatie zijn meerwaarde bewijzen.

Een ander issue is het krapper wordende aanbod van nieuwe, goed opgeleide mensen die direct de aansluiting met de beroepspraktijk hebben. Een ontwikkeling waar de Hanzehogeschool, het Noorderpoort College en Universiteit met de Zernike Advanced Processing-faciliteit (ZAP) en de Health Hub Roden (HHR) vanaf september 2015 een adequaat antwoord op hebben.

Binnen ZAP gaan studenten van Noorderpoort (mbo), Hanzehogeschool (hbo) en de RUG, in nauwe samenwerking met de bedrijven, werken aan opwerken van vooral biologische (rest) stromen naar bruikbare componenten en producten. Hier wordt gestimuleerd dat studenten van de drie opleidingen, net als in de beroepspraktijk, samen werken aan oplossingen voor het bedrijfsleven. Beide faciliteiten maken het mogelijk de afstand tussen studie en praktijk te verkleinen en de overgang te vergemakkelijken, te vergelijken met de vroegere meestergezel relatie, waarbij de gezel méér leerde dan alleen het vak. Geen eenrichtingsverkeer van docent naar student, maar een sprankelende interactie waarin ideeën alle ruimte krijgen.