Lees verder
Er is weinig meer over van het enthousiasme over biobrandstoffen. De voordelen voor het klimaat vallen tegen, geavanceerde technologieën (ook vaak tweede generatie genoemd) blijken te duur en de effecten op de voedselvoorziening zijn onverwacht groot. Vooral de toenemende aandacht voor grondaankopen in ontwikkelingslanden die gepaard gaan met gedwongen verplaatsingen en voedseltekorten, heeft de kritiek op biobrandstoffen vergroot. Deze controverses hebben ook de politiek bereikt. Eind vorig jaar gaf het Nederlandse Parlement al aan de hoeveelheid voedsel die in de tank verdwijnt, te willen beperken.
Sander van Bennekom

De stemmingen in Nederland waren echter van beperkt belang. Voor een serieuze wijziging van het biobrandstoffenbeleid moeten we in Europa zijn. Vandaar dat al maanden reikhalzend werd uitgekeken naar de stemming in het Europees Parlement, in de week van 10 september. Met een kleine meerderheid heeft het Parlement besloten om niet langer te mikken op 10 procent bijmenging van biobrandstof bij de reguliere brandstof, maar een aantal plafonds in te stellen. Zo mag niet meer dan 6 procent van de brandstof gemaakt zijn van energiegewassen (die het meest concurreren met voedsel) en worden er ook factoren ontwikkeld voor de verschuivingen in landgebruik.

Het besluit van het EP is echter ondermijnd door onderhandelingen met de ministerraad te blokkeren. Zonder dit mandaat is het uitermate onwaarschijnlijk dat het resultaat van de EP-stemming zal worden aangenomen en blijft het biobrandstofbeleid voorlopig ongewijzigd. Alleen als de ministerraad het voorstel van het EP ongewijzigd aanneemt, is het bekrachtigd, maar gezien de discussies in de Raad is deze kans uitermate klein.

Eigenlijk heeft dit resultaat alleen maar verliezers opgeleverd. Alle partijen die hebben aangedrongen op wijziging van het EU biobrandstoffenbeleid, hebben niets anders dan een zeer onzeker resultaat. Maar ook de biobrandstofsector zelf blijft in onzekerheid. De bezwaren tegen het gebruik van voedselgewassen voor brandstof zijn echt niet van de baan en verschillende lidstaten zijn al bezig hun beleid te wijzigen. De weerstand tegen het verbranden van voedsel neemt alleen maar toe.

In Nederland ontwikkelt de sector zich heel anders. In 2012 is het aandeel van ‘voedselbiobrandstoffen’ gedaald ten opzichte van 2011. Er wordt relatief veel gebruikt frituurvet ingezet voor de biodiesel en de import uit ontwikkelingslanden is slechts een klein deel van het totaal. Het Nederlandse Parlement heeft al eerder aangegeven niet te geloven in de verbranding van voedsel wat de sector heeft aangezet tot het zoeken van andere grondstoffen. Voor andere Europese landen geldt dit echter niet en bovendien is de hoeveelheid gebruikt frituurvet eindig. Ondanks het optimisme over Nederland blijft een wijziging van het Europese beleid dus noodzakelijk.