Lees verder
Door op een slimme manier snoeihout te verzamelen en te verstoken, kun je lokaal gebruik maken van houtige reststromen. In Noord-Brabant zijn er steeds meer boeren die zo hun eigen energie opwekken. Tegelijkertijd wordt door het snoeien het landschap onderhouden wat een recreatieve functie heeft. Ook komt het onderhoud de biodiversiteit ten goede.
Aribert Guiking

Op dit moment en ook de komende maanden wordt er veel gesnoeid op het platteland. Dat gebeurt al jaren zo, met het takhout wordt weinig gedaan. Soms wordt het versnipperd en daarna gecomposteerd, vaak gaat er gewoon de fik in: opgeruimd staat netjes.

De ZLTO (organisatie voor boeren en tuinders in Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Gelderland) is een project gestart, waarbij het snoeihout nog wel wordt verbrand, maar dan op een slimme manier waardoor het waardeloze materiaal waarde krijgt, in samenhang met een aantal bijkomende effecten. Het project is een gevolg van het Europese subsidieproject Twecom, de afkorting van Towards eco-energetic Communities.

Lokale energiecentrales

Hoewel Twecom zich uitstrekt over Vlaanderen, Engeland, Duitsland en Frankrijk is het sterk regionaal georganiseerd in de uitwerking. Volgens een brochure van de ZLTO gaat het om het ‘duurzaam en integraal lokaal/regionaal verwaarden van snoeihout uit landschapselementen en het decentraal verwerken van biomassa via biomassa gestookte cv’s.’

Het komt er op neer dat partijen (vooral boeren) gestructureerd gebruik gaan maken van houtstromen die zij vaak zelf op gang brengen. Wilgen worden geknot, hagen en houtwallen gesnoeid en her en der moet worden uitgedund om het landschap te onderhouden. Dat vrijkomende hout wordt versnipperd, verzameld, naar lokale verbrandingsinstallaties gebracht en daar verstookt.

Onderhoud landschapselementen

Op zich niets nieuws, maar de manier waarop het gebeurt is anders. ‘Om zo’n lokale keten te organiseren, komt meer kijken dan even wat bosjes hakselen’, verduidelijkt Ton van Korven, projectleider Bio-economie bij ZLTO. ‘Je moet groepjes ondernemers bij elkaar zetten, kijken welke machines nodig zijn, de beste manier van oogsten, transporteren en opslag uitzoeken en proberen om een verdienmodel te ontwikkelen.’ Vroeger hadden houtkanten een economische waarde. Toen in de twintigste eeuw olie en gas (vooral in Nederland) hun intrede deden, verdween dat economisch gebruik en daarmee ook veel landschapselementen. Wat overbleef, kreeg andere functies zoals ecologische biodiversiteit of een recreatieve of streekeigen functie. Om dat te waarborgen, kost echter geld. Het opnieuw economisch valoriseren van biomassa van landschapselementen, met respect voor ecologische en sociale functies, is het hoofddoel van het project.

Europees thema

Dit streven past goed in de zoektocht naar hernieuwbare energiebronnen zoals die de laatste jaren is ontstaan. Omdat dit een actueel thema is in heel Noordwest-Europa, is het project internationaal opgezet. Maar de uitwerking zal lokaal verschillend zijn. In Brabant liggen er vooral kansen voor varkenshouders en boeren die vleeskuikens houden. Zij hebben behoefte aan energie en volgens Van Korven staat 2,5 kilo houtsnippers gelijk aan een m3 gas. De energieopbrengst zal vaak waarschijnlijk niet voldoende zijn om daarmee de volledige energiebehoefte te dekken, maar er zijn ook bijkomende mogelijkheden.

Concrete invulling

Ben Bruurs uit Hilvarenbeek is geïnteresseerd in het Twecom-project omdat het aansluit bij zijn eigen situatie. Hij heeft een ‘verbreed boerenbedrijf’ met een beperkt aantal varkens en organiseert daarnaast van alles voor burgers zoals huifkartochten, wandelingen, excursies en hij heeft een groepsaccommodatie. Vlees van de varkens verkoopt hij via een winkel en hij heeft een webshop. Bruurs: ‘Ik gebruik al in beperkte mate houtsnippers, maar ik wil meer. Ik heb nu zes keteltjes: voor de groepsaccommodatie, voor een apart gebouw met douche, voor de woning, voor de werkplaats en twee voor de stallen. Ik wil naar een houtgestookte ketel.’

Organiseren snipperstroom

Voor Bruurs zijn de houtsnippers uit de omgeving pure energieleveranciers en bij hem speelt het economisch motief een belangrijke rol. Tegelijkertijd weet hij uit eigen ervaring hoe recreanten genieten van het landschap en beseft hij dat het onderhoud daarvan indirect ook een zekere economische waarde heeft. Voor ZLTO-projectleider Van Korven spelen ook deze twee elementen een rol, maar hij houdt zich in eerste instantie bezig hoe de snipperstroom te organiseren. Recentelijk sloot de ZLTO een houtconvenant met het bosschap en een van de uitwerkingen daarvan is om de houtige biomassa uit het bos samen te voegen met het snoeihout van de diverse landschapselementen dat zijn leden ‘produceren’. Ook zijn er contacten met Natuurmonumenten en de gemeentelijk georganiseerde ANV’s (Agrarische Natuurvereniging).

Sluitende kringloop

Het onderhouden van het landschap als gevolg van het economisch uitnutten ervan heeft meerdere voeten in de aarde. Zo komt bij de aanpassing van bedrijven altijd het bestemmingsplan om de hoek kijken en landschapsbeplanting kan bijvoorbeeld nu een rol gaan spelen omdat het ook economisch wat moet gaan opleveren. Dat maakt volgens Van Korven het project alleen nog maar interessanter omdat zo direct economisch gewin wordt gekoppeld aan de beleving van natuurschoon.

Ook Carlo Braat van het Brabants Landschap ziet deze voordelen. ‘Wij hebben constant te maken met landschapselementen die beheerd moeten worden. Als er inkomsten komen uit die houtstroom, krijg je een kleinere kostenpost en wellicht wordt het kostenneutraal want het afvalproduct krijgt waarde. Het betekent ook de kringloop op lokaal niveau sluiten.’

Verdienmodel ontwikkelen

Internationaal gezien heeft Nederland in het Twecom-project enigszins een uitzonderingspositie omdat het een gasland is. In Duitsland en Oostenrijk is het stoken van hout wijd verspreid en in België wordt nog veel olie gebruikt. Engeland is volgens Van Korven nog zoekende omdat men daar veel nadruk legt op het instandhouden van landschapselementen. Bovendien is het daar logistiek lastiger om houtstromen bij elkaar te brengen. ‘Nederland heeft last van de wet van de remmende voorsprong. Iedere burger heeft hier een HR-ketel, dus eigenlijk is het hier lastiger om er een goed verdienmodel van te maken.’

Brede belangstelling

Ondanks dat stelt Van Korven dat hij steeds meer enthousiaste partijen tegenkomt. ‘Ik zie dat er meer belangstelling is om biomassaketels te gaan gebruiken. Ik zie dat niet alleen bij agrarische bedrijven, maar ook bij campings en verzorgingstehuizen. Als je het dan ook nog kunt koppelen aan bijvoorbeeld zonnepanelen, wordt het nog interessanter. Het kan zelfs impact hebben op de vleesproductie. Als je houtsnippers gebruikt bij kalveropfokbedrijven, en niet gas of olie, is dat beter voor het klimaat. Dat is positief voor de ondernemers vanwege het rendement en geeft naar buiten een goed imago. Straks wordt het op deze manier nog een marktverhaal.’