Lees verder
‘Precompetitieve kennisclustering, waarbij ideeën worden gebundeld om nieuwe of verbeterde producten te maken, moet uiteindelijk resulteren in een sterkere sector.’ Dat stelt Frans Dieryck, gedelegeerd bestuurder van Essenscia Vlaanderen.

Dieryck, met een lange achtergrond in de chemie (BASF Antwerpen), ziet clustering als een conditio sine qua non om de transitie naar een biobased economy in Nederland en Vlaanderen te faciliteren.

 

Wat is het belang van het thema clustering/toplocaties voor de transitie naar een biobased economy?

 

‘Clustering is niet alleen belangrijk voor de biogebaseerde economie, maar voor al hetgeen we nu al hebben verwezenlijkt binnen de chemie en life science sector. In de eerste plaats gaat het om fysieke clustering tussen sites en productie-installaties op verschillend productieniveaus. De toegevoegde waarde is het zo efficiënt mogelijk produceren van producten en grondstoffen. Producten van de ene installatie of bedrijf worden verwerkt in een andere installatie of bedrijf. Een andere vorm van clustering betreft de logistieke samenwerking en de uitwisseling van energie. Dan is er nog clustering op het vlak van kennis. Hierbij is er sprake van een belangrijk verschil tussen precompetitieve kennis en gewone informatie, zoals over procesveiligheid, milieu-incidenten of het benaderen van de markt. Dat laatste gebeurt al vrij sterk in de chemieclusters in de regio’s Rotterdam, Antwerpen of in Duitsland in NordRheinWestfalen. Precompetitieve kennisclustering, in mijn ogen een relatief nieuwe vorm van clustering, staat nog in de kinderschoenen. Het gaat om het bundelen van ideeën om in een innovatieve waardeketen te komen tot nieuwe of verbeterde producten. Dit moet uiteindelijk resulteren in een sterkere sector. Of het nu gaat om biogebaseerde economie is van ondergeschikt belang, Fundamenteel inzetten op duurzaamheid is mijns inziens wel essentieel.’

 

Op welke wijze is de Vlaams-Nederlandse Delta ingericht op dit thema? Zijn er bedrijven actief, wordt er samengewerkt?

 

‘De Vlaams-Nederlandse Delta heeft voor mij vooral als doel het bevorderen van de virtuele precompetitieve kennisclustering en het veranderen van de mindset. De noodzaak is duidelijk en de organisatie is er dankzij het initiatief van de betrokken gouverneurs. Van belang is telkens weer de kennisdeling op het vlak van infrastructuur en innovatie rond een aantal prioritaire onderwerpen als chemie, logistiek, arbeidsmarkt en  de zorgsector. Dit moet kunnen resulteren in concrete samenwerkingsinitiatieven. De VNDelta moet hierbij de status weergeven en nieuwe ambities van samenwerking uitspreken.’

 

Wat moet er gebeuren, wil de Vlaams-Nederlandse Delta ‘world leader’ worden op dit thema?

 

‘Om op precompetitief niveau internationaal samen te werken, is het belangrijk dat dit met een open vizier gebeurt, zonder verborgen agenda’s. Ik droom ervan dat het Vlaamse FISCH internationaal wordt uitgebreid naar onder andere de gehele Deltaregio. We zetten in Vlaanderen ondernemingen samen met onderzoeksinstellingen uit verschillende waardeketens om tafel, waarbij het niet uitmaakt uit welke sector zoals voeding, chemie, landbouw ze komen. We zoeken naar mogelijkheden om gemeenschappelijke ideeën, gebaseerd op wetenschappelijke kennis, verder te ontwikkelen voor valorisatie en het op de markt brengen van een product. In de Delta worden enorm veel initiatieven genomen, maar ik merk ook dat de internationale samenwerking niet echt gezocht wordt. Recent heb ik nog samengezeten met de voorzitter van de Topsector Chemie, samen met onze collega-organisatie VNCI, om te praten over een verdere structurele samenwerking, waarbij we bij wijze van spreken in elkaars beleidsorganen zouden gaan zitten. Op die manier zijn we op de hoogte van elkaars initiatieven. Stroomlijnen van de diverse initiatieven is volgens mij noodzakelijk ook al zijn diverse regio’s ook een klein beetje concurrenten van elkaar’.

 

Wat zijn economische implicaties als de VNDelta geen topcluster wordt?

 

‘Toen in Vlaanderen FISCH startte, is berekend wat de impact is van de focus op duurzaamheid op de werkgelegenheid. Onder de loep werden genomen het sluiten van kringlopen, het creëren van nieuwe valorisatieketens, het bijeenzetten van ondernemingen in consortia, het initiëren van kennisvalorisatie. De conclusie was dat de werkgelegenheid stabiel zou blijven. De vermindering van de arbeidsplaatsen door de stijgende productierendementen zou worden gecompenseerd door nieuwe, andere arbeidsplaatsen. De economische ontwikkeling zet zich voort. De afgelopen 30 jaren kende onze sector al een stabiele werkgelegenheid. De productie is in die periode met factor 4 toegenomen. Dit is een enorme prestatie. De chemische industrie zal echter niet verdwijnen als deze niet biogebaseerd wordt. Er zijn tal van andere factoren, zoals energiekosten en investeringsaantrekkelijkheid, die een rol spelen. Het belangrijkst is om te investeren in niches, waar we in vooruit lopen. Wie weet kunnen we bereiken dat ook China hier gaat investeren. Misschien krijgen we zelfs een balans in de investeringen wereldwijd.’

 

Hoe kijkt u naar de toekomst van de biogebaseerde economie?

 

‘De biogebaseerde economie is in mijn ogen nog te veel een buzzwoord. Ik zie deze in de eerste plaats  als een onderdeel van een duurzame economie. Het gaat vooral om het sluiten van kringlopen, zorgen dat grondstoffen worden hergebruikt. Vandaag wordt alles biobased genoemd, maar we moeten realistisch zijn. De chemie is geëvolueerd van een steenkool- naar een olietijdperk, en heeft daar een 150 jaar lange ervaring mee opgedaan, die je niet zo maar uit kunt vegen om naar een 100 procent biogebaseerde economie te gaan. In mijn optiek is de Vlaams-Nederlandse Delta ook een belangrijk platform voor discussies over wat een biogebaseerde economie wel en niet is. Hier wordt volgens mij nog veel te licht over nagedacht. De laatste druppel olie moet voor mij naar de chemie gaan. Minder dan 10 procent van de olie wordt nu omgezet in nuttige producten en 90 procent stoken we op. Dat is gewoon een schande.’

 

Foto: FISCH