Lees verder
De chemische industrie in Oost-Groningen krijgt steun van het Rijk en provincie. Er is 60 miljoen euro beschikbaar om een actieplan te realiseren dat is opgesteld door een werkgroep onder leiding van voormalig Shell-topman Rein Willems. Naast kostenbesparingen, met name op gebied van utilities, ziet de werkgroep kansen voor de regio in de biobased economy.
Jos de Gruiter, Lucien Joppen

Het chemiecluster Eemsdelta is een unieke locatie met groeimogelijkheden, die door betere samenwerking tussen bedrijven, kennisinstituten en overheden verder tot ontwikkeling kan komen. Dat is volgens oud-Shell-topman Rein Willems de belangrijkste boodschap uit het actieplan voor de regio dat een werkgroep onder zijn leiding in maart overhandigde aan minister Kamp van Economische Zaken. Willems verwijst naar gelijksoortige initiatieven in Zuid-Limburg (Chemelot) en Oost-Brabant (Brainport) die succesvol zijn gebleken.

Nu heeft de regio, ondanks haar unieke positie, het niet gemakkelijk. De aangekondigde sluiting van aluminiumbedrijf Aldel in Delfzijl kwam als een mokerslag. Dit nieuws vormde ook de aanleiding voor het actieplan.

 

Sluiten Aldel exemplarisch

Het chemiecluster Eemsdelta telt, inclusief energiebedrijven, zo’n twintig ondernemingen. Hoofdrolspeler is de chloorfabriek van AkzoNobel. Het cluster is goed voor 15 procent van de Nederlandse chemieproductie. Het levert direct werk op voor 2250 arbeidskrachten, en indirect voor 3400.

‘Het is een van de belangrijkste economische gebieden van de provincie’, vertelt Statenlid Patrick Brouns. ‘Het gebrek aan industriepolitiek en de hoge energieprijzen in Nederland hebben de regio geen goed gedaan. De sluiting van aluminiumsmelter Aldel was een exemplarisch voorbeeld van onze problemen.’

De provincie legde in ‘Den Haag’ een voorstel neer dat de regio nieuw elan moest brengen. De Tweede Kamer besloot daarop dat een werkgroep onder leiding van oud-Shell-topman Rein Willems in korte tijd een actieplan op tafel moest leggen waarin concrete maatregelen werden voorgesteld om de economische structuur van het chemiecluster Eemsdelta te versterken. Daarbij moest met name worden gelet op het vergroten van de werkgelegenheid, op verduurzaming, kennisontwikkeling en innovatie.

 

Centraal beheer

Om de groeipotentie van de regio te stimuleren, doet de werkgroep een aantal concrete aanbevelingen. Een van de eerste die gerealiseerd zou moeten worden, is de aanstelling (door Groningen Seaports en de SBE) van een zogenoemde clustercommissaris. Deze moet de regie-organisatie op poten zetten die een strategische koers voor het gebied ontwikkelt.

De eerste taak van deze regie-organisatie is het centraliseren van het beheer van diverse utiliteiten (stoom, water, gas, etc.) in een op te richten Utiliteiten Entiteit. De werkgroep verwacht dat het centraliseren van de utiliteiten de bereidheid van private partijen om te investeren in het cluster zal vergroten.

Het centraliseren van de verantwoordelijkheid voor utiliteiten van het chemiecluster Eemsdelta vereist een aantal investeringen, waaronder het ombouwen van de energiecentrale van Eneco, zodat deze zich voortaan naast stroomproductie ook gaat richten op stoomproductie. Willems: ‘Als dat gebeurt, kan AkzoNobel goedkope stoom krijgen en de chloorfabrieken uitbreiden.’ Andere knelpunten in de regelgeving die uit de weg geruimd zouden moeten worden, zijn de aanmerking van glycerine als afvalstof en de waterbelasting op hergebruik van water en stoomcondensaat. Willems: ‘Een bedrijf als BioMCN raffineert ruwe glycerine. Deze grondstof ontstaat bij de productie van biodiesel. Helaas merkt de wetgever die glycerine aan als afval en dit levert allerlei problemen op. De werkgroep adviseert ruwe glycerine niet als afvalstof aan te merken als het wordt ingezet in een productieproces. Dit geldt ook voor het hergebruik van water.’

 

Focus op biomassa

Een andere belangrijke taak van de regie-organisatie wordt het uitwerken van een acquisitie- en investeringsstrategie, in samenwerking met partijen als Groningen Sea Ports (GSP), de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) en de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM). De acquisitie zal gericht zijn op de behoeften vanuit het cluster en is daarbij afhankelijk van de vraag vanuit investerende partijen. Daarnaast zal de regie-organisatie een sterke rol spelen in het realiseren van een langetermijnvisie op de biobased economy. Jan van der Eijk, consultant en voormalig CTO van Shell, hield zich binnen de werkgroep onder meer bezig met deze materie. ‘Laat ik vooropstellen dat een vergroening van de chemie vele kansen biedt voor de regio, maar dat een optimalisatieslag van de bestaande activiteiten ook van groot belang is voor de toekomst van het chemiepark. Kijken we echter naar nieuwe investeringen, dan verwacht ik deze de komende 10 tot 15 jaar met name gerelateerd te zijn aan verwerking van biomassa en benutting van hernieuwbare energie. Biobased chemie kan zich ontwikkelen tot een speerpunt van de Eemsdelta, zie de aanwezigheid van de haven, van grote agrarische spelers als Avebe, FrieslandCampina en Suikerunie en de kennisinfrastructuur, zoals het CCC (Carbohydrate Competence Center, red.) en de RU Groningen. Ook moeten we, om de R&D-capaciteit te vergroten, richting het COCI in Emmen/Zwolle optrekken.’

 

Hoogwaardige chemicaliën

Van der Eijk ziet de toekomst in de Eemsdelta niet zozeer in energie op basis van biomassa, maar meer in de productie van hoogwaardige chemicaliën als alcoholen, biovezels, eiwitten en hogere vetzuren. ‘Daarvoor willen we nieuwe bedrijven aantrekken uit binnen- en buitenland, waarbij we onze pijlen richten op zowel starters als bestaande bedrijven. Met name ondernemingen die al een proof of principle hebben van hun technologie en die op willen schalen, zijn interessant, dit omdat de stap richting industriële productie dan vaak niet ver weg is.’

Van der Eijk stelt dat wel een centraal plan en een verregaande samenwerking tussen de verschillende stakeholders in het Noorden nodig is om voldoende kritische massa te genereren. ‘Er moet een agenda worden opgesteld voor de ‘agrochemie’ in de regio. Daarnaast moeten we zoals gezegd zwaar in gaan zetten op acquisitie. Momenteel is deze onvoldoende ingevuld. Het acquisitieteam moet door de wereld reizen op zoek naar geschikte bedrijven die passen bij de strategie voor deze bedrijfslocatie: chloorderivaten en biobased energy-projecten.’

Volgens Van der Eijk is het niet vijf voor twaalf voor de Eemsdelta. ‘De plaatselijke chemie zal heus niet zo maar haar boeltje pakken. Echter, doen we niets, dan stagneert de regio eerst en zal het later met krimp te maken krijgen. Kiezen we voor groeimarkten, dan kan de Eemsdelta weer bloeien.’

* Het artikel is deels gebaseerd op artikel dat in Chemie Magazine is gepubliceerd.