Lees verder
De biobased economy is een van de pijlers onder de toekomstige samenleving. Daarover is iedereen het wel eens. Van een heuse biobased bedrijfstak - de economy – is echter nog geen sprake. De groeipotentie van biomaterialen en biochemicaliën is groot, maar commerciële successen zijn schaars. Tijd om de bakens te verzetten?
Marjolein Roggen

Tien tegen één dat in een visiedocument de begrippen circulair en biobased herhaaldelijk voorkomen. Niet alleen in beleidsstukken, ook in strategische bedrijfsvisies overheerst het beeld dat het roer nu echt om moet. Dat gaat ook gebeuren, verzekert Rop Zoetemeyer van de Biobased Delta. “We zijn als Nederland ontzettend fossiel. Kijk maar naar de chemische industrie. Op termijn is fossiel niet vol te houden vanwege wet- en regelgeving en CO2-prijzen. Als de industrie niet circulair of biobased wordt, verdwijnt ze. Dan zijn we onze welvaart kwijt. We hebben geen keus.”

300 miljoen

De overheid is hiervan al langer doordrongen en dus gaat er van overheidswege veel geld naar de stimulering van biobased initiatieven. In totaal ging er in 2016 300 miljoen euro om in biobased projecten van het bedrijfsleven. Daarvan droeg de rijksoverheid via de WBSO en stimuleringsprogramma’s 100 miljoen bij (zie kader). Wat leveren die jaarlijkse miljoenen op aan bedrijvigheid? “Wat we zien”, zegt Kees Kwant van RVO, “is dat steeds meer bedrijven actief zijn in biobased projecten. Veel van die bedrijven zitten echter in de fase van technisch onderzoek. Wat we steeds roepen en dat blijkt ook uit de voorbeeldprojecten die provincies aandragen, is dat bedrijven weliswaar actief zijn, maar dat het vermarkten een probleem is. De omvang van de markt is klein en we verdienen er nog weinig aan. De implementaties zijn er nog niet en de marktcondities zijn niet wat ze moeten zijn. Dat loopt stroef.”

Dat is ook de ervaring van Rob Voncken van Green PAC, een hot spot voor chemische innovatie in Emmen die zich focust op biobased en circulaire materialen. “In vijf jaar Green PAC hebben we meer dan 70 MKB’ers bij projecten betrokken, waarvan zo’n 40 bij BBE-projecten. Dat zijn nu vooral kleine projecten. Er is veel geld geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling. Ik denk dat biobased projecten na alle investeringen en vertragingen, technologisch klaar zijn om door te breken. We moeten nu die business cases vinden die competitief zijn met fossiele concurrenten. Hier en daar zie je succesvolle business cases zoals biomassaresiduen die worden opgewerkt voor warmteproductie of bermgras voor papier en composieten. Veel toepassingen zijn echter nog niet rendabel. Het gaat er nu om dat de vraag gaat aantrekken.” In Limburg is de netwerkorganisatie Source B, als onderdeel van Brightlands de aanjager van biobased initiatieven. “Het biobased ecosysteem groeit”, aldus gedeputeerde Joost van den Akker, “Het MKB haakt steeds meer aan. Er zijn enkele tientallen MKB’ers bij onze projecten betrokken, variërend van verkenningen tot pilot- en demoprojecten. Het gaat stapje voor stapje. Een aantal koplopers zijn commercieel succesvol en dat werkt als een vliegwiel. Om het breder te trekken moeten we nog wel een slag maken. We zitten in de opbouwfase. Er zijn natuurlijk volwassen branches als de papier-, karton- en houtindustrie en de bio-energiesector, maar de industrie voor biomaterialen en biochemicaliën is nog klein. Al is de groeikracht enorm.”

Boot niet missen

Inmiddels begeven zich dus talloze MKB-bedrijven op het biobased pad. De projecten hebben veelal nog niet tot een marktdoorbraak geleid. Laat staan dat sprake is van een heuse biobased economy. Zijn al die geldstromen van overheid naar bedrijfsleven dan wel de moeite waard? Kwant: “Zeg het maar. We doen het goede. Biobased kan wat opleveren. We investeren nu om de boot niet te missen, maar het moet niet te lang op zich laten wachten. Er is wel enige mate van ongeduld. We moeten de marktintroductie versnellen. Daar moeten bedrijven bewuster mee bezig zijn. Sommige nemen gelukkig het voortouw. Dat het niet sneller gaat, ligt aan de overheid en de consumenten.”

Voncken bestrijdt het idee dat het zonde van het geld zou zijn. “We hebben een impactstudie gedaan en scoren goed. Ondernemers gaan innovatieve producten maken, het levert werkgelegenheid op, studenten starten met een eigen onderneming en de kennis vloeit weer terug in het onderwijs. Het is een zeer efficiënte besteding van overheidsgeld.” Dat is ook de mening van Van den Akker: “Het is zeker effectief. Het zijn niet alleen overheidsmiddelen, er wordt ook veel privaat geld ingezet. Het is logisch dat je in het begin als overheid extra stimuleert.”

Groen inkopen

Blijft de vraag of de overheid haar geld en energie ook effectiever kan inzetten. “Het probleem zit niet in het aanbod”, is de overtuiging van Zoetemeyer, “maar in het ontbreken van de vraag. Een overheid die biobased producten inkoopt, helpt het beste om de markt aan te jagen. Er zijn zat biobased producten: we hebben een hele collectie met tientallen producten die je gewoon kunt kopen. Ga die nu afnemen, daar help je het MKB uitstekend mee. Als overheden preferred biobased producten opnemen in hun inkoopbeleid, kunnen ze daarmee intrinsiek laten zien dat ze voor biobased staan.” Dat erkent ook Zoetemeyer, die met de Biobased Delta zo’n 150 grote en kleine ondernemers ondersteunt. “Dat gebeurt onvoldoende, uitzonderingen als de provincie Zeeland en de gemeente Bergen op Zoom daargelaten.’’ Volgens Voncken is die rol van afnemer zelfs wezenlijker dan van geldverstrekker. “Je ziet bij projecten als de biocomposiet fietsbrug, waarin we als Green PAC participeren, dat je die niet rendabel van de grond krijgt als de overheid niet als launching customer optreedt. Die rol van de overheid is vaak belangrijker dan het geven van subsidie.” De omvang van biobased inkopen is nog gering, in de orde van tonnen, en behoeft een flinke stimulans en groei de komende jaren, lezen we in de monitor. Kwant: “Groen inkopen door bedrijven en overheden is best succesvol. Rijkswaterstaat die biobased beschuttingen of groene bitumen koopt. Of Mars die biobased wikkels gebruikt. Dat is een bewuste keuze, al is het duurder. Dat zijn hoopgevende signalen, die we ook met onze programma’s proberen te stimuleren.”

Financiering van opschaling

Er zijn meer redenen waarom de marktintroductie hapert en waarin de overheid als financier een meer sturende rol kan spelen. En dat is opschaling. “Bij het creëren van een markt gaat het vooral om scale-ups”, zegt Zoetemeyer. “Zij zijn immers degenen die het eerst met iets nieuws op de markt komen. Opschalen kost tijd, vaak meer dan gedacht.” Hij noemt het voorbeeld van een plantenpotje voor kassen dat verteert na verloop van tijd. “Dat werkte goed, totdat de klant zei: ‘heb je er 10.000 voor me?’ Dan heb je grote machines nodig, die je goed moet instellen. Bioplastic komt nu eenmaal anders los uit een matrijs dan polystyreen. Opschalen doe je niet even.”

Opschaling kost niet alleen tijd, maar ook veel geld. Zeker omdat voor elke stap steeds kostbaardere procesapparatuur nodig is. “In Nederland gaat veel geld naar technologieontwikkeling, naar startups dus”, aldus Zoetemeyer. “Voor scaleups is het veel moeilijker om geld te krijgen. Biobased scaleups hebben niet genoeg aan een paar duizend euro van TKI BBE en zelfs niet aan een achtergestelde lening van een miljoen euro van een regionale ontwikkelingsmaatschappij. Daarmee heb je nog geen fabriek. Een demofabriek kost al gauw een paar miljoen euro. Banken krijgen pas interesse bij commerciële fabrieken. Voor de tussenfase zou de overheid een scale-up fonds moeten opzetten. De Provincie Noord-Brabant is bezig in die richting.” Limburg heeft naast kleinschalige financiering een jaar geleden een Brightlands agro venture fonds opgericht. Van den Akker: “Nog lang niet alles is verkend, maar zo’n investeringsfonds helpt bij het opschalingstraject. Daar gaat het nu langzaam maar zeker naar toe.”

Met zo’n scale-up fonds zouden ondernemers biobased producten sneller op de markt kunnen brengen, meent Zoetemeyer. “De tijd die ze nu kwijt zijn aan een pitch voor tientallen mensen, kunnen ze niet besteden aan het opschalen van hun product.” En het zou volgens Zoetemeyer ook helpen als kleinere bedrijven niet het volle pond zouden hoeven te betalen voor het gebruik van apparatuur.

Verwachtingen managen

Duurt het niet te lang? Is er geen druk van overheden en andere stakeholders om met resultaten te komen? “Dat gevoel heb ik niet”, stelt Van den Akker. “We zitten goed op koers. Een transitietraject is nu eenmaal niet van vandaag op morgen gerealiseerd.” Dat ongeduld zit veel meer bij de bedrijven zelf. “Het is lastig om het MKB bij langetermijnprojecten te betrekken”, merkt Voncken. “Zij redeneren vanuit het perspectief van een goede, snelle business case. Dat is een logische focus. Als je ze eenmaal aan boord hebt, is de betrokkenheid en waardering groot. Dat verschil in perspectief geldt natuurlijk ook bij andere sectoren, maar bij biobased probeer je iets van de grond te trekken dat niet automatisch economisch rendeert.” Toch is geduld een schone zaak. “Je hoeft er Agro & Chemie maar op na te slaan en je ziet dat projecten vertraging oplopen. Innovatie kost nu eenmaal altijd meer tijd dan verwacht. Je moet doorzetten, creatief zijn, nieuwe wegen inslaan.” Het managen van verwachtingen is ook volgens Zoetemeyer belangrijk. “Ik merk ongeduld bij ondernemers. Ze zijn te optimistisch. Ze denken dat ze al aan een demonstratie toe zijn terwijl ze eigenlijk nog maar een prototype hebben. Dan denken ze in 2 jaar op de markt te zijn, terwijl dat nog 4-5 jaar duurt, met alle valkuilen die daarbij horen. Die leercurve moet je door. De realiteitszin kan wel wat omhoog. Want als het business plan te optimistisch is, dan wordt de financier ook ongeduldig als het langer duurt.”

Aanjagen

Bedrijven krijgen naast financiële steun, ook bedrijfsmatige ondersteuning van Biobased Delta, BBD, Green PAC en Source B. Ze organiseren themabijeenkomsten, leggen con- tacten met andere ondernemers, financiers, gemeenten en provincies. Is dat nodig? “Ja”, zegt Zoetemeyer, “omdat bedrijven moeten vechten tegen geoptimaliseerde fossiele producten en een behoudend koperspubliek. Het MKB kan het niet alleen. Ze moeten concurreren tegen een bedrijfstak die al 100 jaar georganiseerd en gestimuleerd is. Wij helpen door reclame te maken voor biobased producten en biobased inkopen.”

“Het bedrijfsleven kan het niet op eigen kracht”, verzekert ook Voncken. “Dan gaat het veel langer duren. Je moet als partners samenwerken om nieuwe waardeketens op te zetten. Het is onze taak om te verbinden, projecten dusdanig te definiëren dat ze voor ondernemers waarde creëren, om hen te overtuigen dat resultaten op lange termijn interessant zijn.” Samenwerking met verschillende partners is noodzakelijk, bevestigt Van den Akker. “Je moet onverwachte combinaties zoeken om zo hoog mogelijk in de waardeketen te komen. We werken daarom vanuit verschillende invalshoeken om het MKB te helpen: vanuit de Brightlands campussen om kennis toegankelijk te maken en vanuit de provincie door financiële steun te bieden.”

Dat erkent ook Kwant. “We moeten het met zijn allen doen. Het MKB doet er verstandig aan om samenwerking te zoeken met kennisinstellingen. Die kunnen helpen met innovaties te ontwikkelen. Samenwerking tussen universiteiten, HBO en MKB is goed, zeker regionaal. Zolang er maar genoeg aandacht is om biobased producten op de markt te brengen.”