Lees verder
Bitumen is onmisbaar in de wegenbouw en de bedekking van platte daken. Maar het materiaal heeft als restproduct uit de olieraffinage niet bepaald een groene voetafdruk. Dat kan beter. Bijvoorbeeld door het te maken uit mest of andere organische reststromen.
Pierre Gielen

Het avontuur begon twee jaar geleden in het Bio Treat Center in Venlo, dat mede is opgericht door Ingenia en de agrarische sector koppelt aan de (chemische) industrie. Ronald Verberne, directeur van Ingenia: “Ik kwam daar de Belgische bouwmaterialenexpert Jo van Montfort (Bjond) tegen. Hij had gehoord over een Amerikaanse universiteit die bitumen uit mest maakte met hydrothermale liquefactie. Dat klonk interessant, want boeren zitten met een mestoverschot en de vraag naar bitumen neemt wereldwijd fors toe. Tegelijkertijd dalen zowel de beschikbaarheid als de kwaliteit van fossiel bitumen, doordat olieraffinaderijen het steeds minder produceren; zij halen in hun kraakinstallaties liever meer waardevolle stoffen uit de ruwe olie.”

Koffiekopje

Ingenia trok met Van Montfort naar Amerika om bij de universiteit te gaan kijken. Het was een teleurstelling; het onderzoek stond in de kinderschoenen en de kwaliteit van de bitumen was te laag om bruikbaar te zijn.

Daarom zijn we zelf onderzoek gaan doen. Eerst op kleine schaal, met een reactortje ter grootte van een koffiekopje. Daar kan 50ml mest in en het levert een theelepeltje bitumen op. We hebben nogal wat aan de knoppen moeten draaien om de druk en temperatuur af te stemmen, tot we uiteindelijk de juiste balans vonden tussen de hechtings- en de verouderingseigenschappen. Vervolgens hebben we samples in de markt uitgezet bij wegenbouwers en dakdekkers. Die reageerden positief; ons bitumen bleek prima te passen in een mix met gerecycled asfalt, zoals in de praktijk vaak wordt gebruikt.”

Proeffabriek

De business case is in ieder geval rendabel: zowel het innemen van mest als de verkoop van het bitumen levert inkomsten op. “Van het overblijvende organische materiaal maken we biogas, waarmee we niet alleen energie opwekken voor ons eigen proces, maar ook kunnen leveren aan het net. Bovendien houden we biochar over waar mineralen in terechtkomen als kalium, fosfor en stikstof, maar ook koolstof en sporenelementen. Dat is een prima bodemverbeteraar.”

Inmiddels staat er bij Ingenia in het lab een reactor van 5 liter en wordt in de Zernike Advanced Processing Facility (ZAP) in Groningen een pilot-installatie gebouwd. “We verwachten eind dit jaar de volgende stap te kunnen zetten: de voorbereiding van de bouw van een demo-fabriek met een capaciteit van 1.000 ton bitumen per jaar. Daar hebben we ongeveer 35.000 ton mest voor nodig. Zo blijven we onder de grens van 100 ton mest per dag waarvoor een MER procedure nodig is.”

Geen babyzalf

Voor de wet- en regelgeving zet Verberne zich nu al schrap. “Brussel en Den Haag scheppen mooie kaders voor een circulaire en biobased economie, maar op de ambtelijke werkvloer ziet de wereld er heel anders uit: circulair en biobased zijn dan synoniem voor ‘verdacht’ en fossiel is dan de maat. Het verkrijgen van de einde-afvalstoffen-status of REACH is geen sinecure. Onze biochar lijkt in alles op kunstmest en zit onder alle Europese grenswaarden voor schadelijke stoffen, maar volgens de Nederlandse wetgever is het nog steeds dierlijke mest. En bitumen, dat moet volgens de normen van aardolie worden gemaakt. Een alternatief mag niet schadelijker zijn voor het milieu. Ons product is beslist minder schadelijk dan fossiele bitumen, zo zitten er geen PAK’s in, maar het is daarmee nog steeds geen babyzalf. Het is en blijft een professioneel product. We zullen dus nog veel tijd en geld moeten besteden aan het wegnemen van barrières door wet- en regelgeving die stamt uit het fossiele tijdperk, want op dit gebied zijn geen objectieve richtlijnen. Het is een ‘uphill battle’, maar we gaan de strijd niet uit de weg.”

De markt reageert namelijk wel enthousiast. “We streven in Europa en Nederland naar een lagere CO2-footprint in de woning-, utiliteits- en wegenbouw. Voor de milieuprestaties is het dan ook belangrijk om aan te kunnen tonen dat er met duurzame materialen wordt gewerkt. Biobitumen voor asfalt of voor platte daken biedt daar zeker een bijdrage aan. Het kan als zodanig ook een financiële incentive bieden voor de bouwbedrijven.”

Local for local

Ingenia en Jo van Montfort hebben inmiddels de joint venture Bintell (Bitumen Intelligence) opgericht, die licenties voor de bio-bitumen technologie gaat verkopen. Het ligt niet voor de hand biobitumen op een grootschalige centrale locatie te gaan produceren, zoals in een olieraffinaderij. Verberne: “Zowel de biomassastromen als asfaltcentrales zijn in Nederland en België gelijkmatig geografisch verspreid. Dat voorkomt vele onnodige transportkilometers. Dit betekent dat biobitumen met onze technologie heel goed lokaal kan worden geproduceerd, met lokale grondstoffen en in lokale installaties.”

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met Ingenia.

Beeld bovenaan: Dagmara_K/Shutterstock