Lees verder
Het is niet eenvoudig om het hele waterstofgebruik van de Nederlandse industrie te vergroenen. Dat concludeert onderzoeksinstituut TNO in een rapport dat het ministerie van Economische Zaken en Klimaat vorige week naar de Tweede Kamer stuurde.
Redactie / Den Haag

In de Nederlandse industrie wordt circa 180 petajoule (PJ, een maat voor energie) waterstof per jaar gebruikt, schat TNO in het rapport. Daarvan is slechts ongeveer 50 PJ „één op één” te vervangen door schone ‘groene waterstof’, die gemaakt wordt uit water.

Het kabinet wil de CO2-vrije productie van waterstof in Nederland de komende tien jaar opvoeren, niet alleen als grondstof in de (chemische) industrie, maar vooral ook als brandstof voor fabrieken en vrachtwagens, voor de verwarming van huizen en voor synthetische kerosine. Schattingen van de hoeveelheid waterstof die Nederland in 2050 gebruikt, lopen uiteen van 100 tot 1.500 PJ.

Afvangen en opslaan

Waterstof is nu echter allesbehalve groen; hij wordt bijna volledig gemaakt uit aardgas (105PJ) en aardolie (65PJ). De eenvoudigste manier om de productie te vergroenen is door de CO2 af te vangen en ondergronds op te bergen (CCS). Dat gaan AirProducts en AirLiquide bijvoorbeeld doen in het CO2-opvangproject Porthos in de Rotterdamse haven.

Groene waterstof maken via elektrolyse is niet zo eenvoudig. Dat kost veel stroom. De kabinetsplannen om 30 tot 40 PJ groene waterstof te maken betekenen een verhoging van bijna 30 procent bovenop het huidige landelijke elektriciteitsverbruik. Dat zal bij lange na niet genoeg groene waterstof opleveren voor het vergroenen van de industrie.

Beeld: Tjeerd Kruse/Shutterstock