Lees verder
Om biobased chemie duurzaam en ook economisch aantrekkelijk te maken, is het creëren van drop-ins niet altijd de meest geschikte weg. Dat zegt Jacco van Haveren, Programmamanager Biobased Chemicaliën en Brandstoffen bij Wageningen UR Food & Biobased Research in Agro&Chemie.
Redactie / Wageningen

Volgens Van Haveren zou het uitgangspunt moeten zijn, zo weinig mogelijk transformaties uit te voeren met biomassa. Daardoor is vaak ook met mildere processen te werken, die minder energie gebruiken en dus minder CO2 uitstoten.

Als voorbeeld noemt van Haveren de productie van PEF versus Bio-PET. Bio-PET wordt gemaakt door biomassa om te zetten naar een soort pyrolyse-olie, waar een deel xyleen uit wordt gehaald, dat vervolgens weer wordt geoxideerd naar tereftaalzuur. PEF, het biobased alternatief voor PET, wordt gemaakt uit furaandicarbonzuur (FDCA). ‘Je haalt watermoleculen uit je suikermolecuul, oxideert het chemo-katalytisch of biotechnologisch en dan heb je FDCA. Het suikermolecuul blijft grotendeels intact. Op die manier gebruik je de zuurstof die al in je biomassa zit.’

Het resultaat: PEF, heeft zelfs betere gasbarrière-eigenschappen dan PET, maar vereist wel een aanpassing in het productieproces. Dat mag volgens Van Haveren geen argument zijn om het dan maar niet te doen. ‘We zullen in de toekomst toch naar nieuwe materialen, met nieuwe functionaliteiten moeten gaan.’

Lees het volledige artikel in Agro&Chemie.