Lees verder
Een sneeuwtapijt in de winter en een grastapijt in de zomer, dat is echt biobased. Tapijt voor het interieur heeft bijna altijd aardolie als basis. Toch zoekt de tapijtindustrie naar groene alternatieven, want de kostprijs van de traditionele grondstoffen stijgen. Een kentering lijkt zichtbaar.
Aribert Guiking

Tapijtfabrikanten zijn druk bezig om hun productieproces te vergroenen. Dat uit zich vooral in vermindering van het grondstoffengebruik, reductie van de benodigde energie en vooral het gebruik van gerecyclede materialen. Ook zoeken bedrijven naar mogelijkheden tot hergebruik van het afgedankte tapijt, maar dat blijkt lastig. Recyling, duurzaamheid en cradletocradle zijn veelgebruikte begrippen in de tapijtindustrie, maar biobased tapijt, dat is vooralsnog geen issue. Natuurlijk, er is vloerbedekking van wol, sisal, kokos, papier, zeegras, katoen en riet, maar de op deze grondstoffen gebaseerde producten spelen min of meer een bestaan in de marge. Want vrijwel alle tapijt heeft als basis aardolie. Toch zoeken fabrikanten naar alternatieven omdat de grondstoffenprijzen de laatste jaren sterk zijn gestegen en aan die alternatieven zit wel een groen tintje.

Wol en latex

Nederland is, na de Verenigde Staten en België, wereldwijd de derde grootste producent van tapijt. Het hier geproduceerde tapijt is meestal gemaakt van polypropyleen of polyamide. Er wordt in Nederland ook wollen tapijt geproduceerd, onder meer door Best Wool Carpets. Het hoofdbestanddeel van hun tapijt is wol, de rug is van latex. Deels kan deze uit natuurlatex bestaan, maar het scheiden van garens en rug aan het eind van de levenscyclus is een probleem en daar zit hem de kneep in de vergroening van het product. Wel is het bedrijf bezig met het op kleine schaal produceren van volledig te recyclen tapijt waarbij de rug (backing) bestaat uit linnen, waarbij via een biotechnologisch proces wol en linnen aan elkaar ‘groeien’. Uiteindelijk kan een afgedankt tapijt worden versnipperd en zo de grond in om te composteren. Wol is een hernieuwbaar product (schapen moeten iedere negen maanden worden geschoren) en het vlas kan na oogsten weer opnieuw worden verbouwd. Daarmee is het een ‘biobased tapijt’, maar de fabrikant noemt het een natuurproduct.

Lijm is boosdoener

Ook André Toonen van groothandel Cunera spreekt over natuurproducten als hij het heeft over het kamerbreed tapijt en de karpetten die hij verkoopt. Cunera levert vooral kleden van sisal, kokos, wol en andere natuurproducten. Toonen: ‘De backing (het verlijmen van de onderkant, red.) is een probleem. Die kan wel van natuurlatex zijn, maar daar zitten nog wel wat bezwaren aan.’ Hij is bezig met het ontwikkelen van een combinatie van een wollen tapijt met een rug van jute, maar daar zijn nog wat toevoegingen nodig waardoor het niet 100 procent natuurlijk is. De meest duurzame manier om tapijt te leggen, is volgens hem de ouderwetse methode waarbij gebruik wordt gemaakt van latjes om het tapijt te verankeren aan de vloer. Want hoe ‘natuurlijk’ of ‘milieuvriendelijk’ het tapijt ook geproduceerd is, voor het vastleggen is lijm nodig en die lijm is meestal bepaald geen milieuvriendelijk product. Lijm speelt ook een grote rol bij het tapijt zelf, want om de garens en de rug met elkaar te verbinden, zijn niet of nauwelijks ‘biobased’ lijmen voorhanden. Daarnaast speelt die lijmlaag een essentiële rol wanneer garens en rug van elkaar gescheiden moeten worden om te kunnen worden hergebruikt.

Cradle to cradle

Desso weet daar alles van. De tapijtfabrikant heeft zich volledig bekeerd tot het cradletocradleprincipe en zegt tapijt te kunnen produceren dat kan worden hergebruikt. Met veel overtuiging en publicitair geweld draagt de fabrikant deze boodschap uit, waardoor met name overheden graag in zee gaan met Desso. Immers, met ‘duurzaamheid’ kun je goede sier maken. In de praktijk blijkt deze fabrikant moeilijkheden te hebben om het cradletocradleverhaal geloofwaardig te maken, want het meeste tapijt verdwijnt in de ovens van de cementindustrie. Reden? Het blijkt wederom een lastig karwei om garens en rug van elkaar te scheiden. Desso zegt dit proces inmiddels onder de knie te hebben. En dan nog, het gaat hierbij om tapijt met uit aardolie gemaakte garens.

Visnetten als grondstof

Dat geldt ook voor InterfaceFLOR, een Amerikaanse producent die in Nederland bij veel consumenten bekend is onder de merknaam Heuga. InterfaceFLOR is al jaren bezig om zichzelf te verduurzamen en formuleerde voor zichzelf in de jaren negentig Mission Zero, waarbij het de bedoeling is om in 2020 geen enkele negatieve invloed meer op het milieu uit te oefenen. Het inzetten van natuurlijke hulpbronnen, zoals zonne-energie en gebruik maken van gerecycled materiaal, zijn slechts een onderdeel van deze ambitieuze doelstelling. De fabrikant gebruikt onder meer afgedankte visnetten om hier garens van te maken die geschikt zijn voor tapijt. Ook op andere manieren probeert InterfaceFLOR de verduurzaming gestalte te geven. Maar ook hier vormen kunststof garens de basis voor het tapijt.

Kwetsbare natuurvezels

De eveneens Amerikaanse producent Mohawk is in Nederland succesvol met tapijt dat deels bestaat kunststof garens, deels uit garens die gemaakt zijn uit maïs. Het tapijt is ook nog eens makkelijk te reinigen en dat is voor consumenten geen onbelangrijke factor. Het belangrijkste blijft echter de kleur en de uitstraling. ‘Er is maar een heel klein percentage, dat natuurtapijt koopt vanwege het milieu. Het gaat om uitstraling, comfort en luxe’, zegt Toonen. ‘We moeten ook eerlijk zijn, natuurlijke vezels hebben vaak iets kwetsbaars. Het heeft zijn beperkingen. Polyamide kun je zo sterk maken als je wilt, dat lukt niet met natuurvezels.’

Duurzaamheid als uithangbord

Tapijtfabrikanten geven toe dat de markt niet vraagt om ‘biobased’ tapijt. Wol, katoen, sisal, kokos of ‘mengsels’ hiervan vinden consumenten mooi en dat is een belangrijke reden voor aanschaf. Bepaalde architecten en een enkele consument kiezen bewust voor tapijt van natuurlijk materiaal en in projecten speelt ‘duurzaamheid’ een rol, maar het is een minderheid. Fabrikanten zijn wel druk met verduurzaming en kijken daarbij vooral naar gerecyclede grondstoffen of beperking van energie. Het zelf terugbrengen van de afgedankte producten in de keten is niet aan de orde. Desso en InterfaceFLOR, degenen die zich als meest ‘groen’ afficheren, kunnen nu alleen tapijttegels innemen voor mogelijk hergebruik. Die komen louter uit kantoren en andere plekken waar grote oppervlaktes in een keer kunnen worden meegenomen. Een andere reden is dat tegels niet vastgeplakt hoeven te worden, dus zijn deze veel makkelijker te verwijderen dan tapijt uit woonhuizen dat is vastgelijmd op de vloer. Tapijt van particulieren verdwijnt dus altijd in de afvalbak.

Tapijt in de biobak

Toch kunnen waarschijnlijk in de toekomst ook rollen tapijt netjes worden gerecycled. Sterker nog, zij kunnen (bijna) de biobak in. In Genemuiden is tapijtfabrikant Edel bezig met het ontwikkelen van biodegradeerbaar tentoonstellingstapijt. Op beurzen wordt vaak tapijt neergelegd dat na afloop van een evenement wordt gestort of verbrand en dus slechts een paar dagen blijft liggen. ‘Daarbij gaat het om enorme hoeveelheden’, zegt Mike de Lange, productmanager bij Edel en verantwoordelijk voor innovatie. Edel is bezig met tapijt dat gebaseerd is op PLA, een polymeer op polymelkzuurbasis. PLA is industrieel composteerbaar (>40 °Celsius) en laat zich relatief goed afbreken tot basiscomponenten. De Lange: ‘Dat biedt kansen, want grondstoffen worden schaarser en PLA zou kunnen voorzien in deze ontwikkeling. Het tapijt moet zich een aantal dagen goed houden en wordt dan intensief gebruikt. Daar is waarschijnlijk wel een markt voor want beursorganisaties en standhouders zijn bezig met het duurzaamheidsdenken. Bovendien gaat het om veel tapijt in een keer en dat is logistiek te behappen.’