Lees verder
Met meer dan 450 geregistreerde open access pilot-onderzoeksfaciliteiten voor biobased ondernemers en ruim 100 deelnemende organisaties verdeeld over 20 landen, mag het Europese project Pilots4U zeker een succes worden genoemd. Deze week (25 juni) werd het project in Brussel afgesloten met een slotevent waarin de toekomst van de open access onderzoeks-infrastructuur in Europa centraal stond.
Pierre Gielen

Nelo Emerencia, Programmadirecteur van het Bio-based Industries Consortium (BIC) schetste een beeld van die infrastructuur in 2015, toen Pilots4U van start ging. In die tijd waren er in Europa alleen gefragmenteerde, geïsoleerde pilot- of demoplants, waarvan een beperkt aantal onder de vlag ‘open access’ toegang bood aan start-ups. Terwijl dergelijke faciliteiten een belangrijkste succesfactor zijn om biobased innovaties uit het lab op te schalen naar demo-niveau en vervolgens naar commercialisering. ‘Bovendien was het onduidelijk of de bestaande faciliteiten ze voldoen aansloten op de behoeften van de opkomende biobased industrie.’

Kloven

Het project Pilots4U beperkte zich dan ook niet alleen tot een inventarisatie van de beschikbare faciliteiten, maar bracht ook in kaart in hoeverre zij voorzien in de daadwerkelijke behoeften van ondernemers, op het gebied van apparatuur, coördinatie en kennis. Daaruit werd helder op welke punten nadere investeringen noodzakelijk zijn. ‘Pilots4U beveelt aan de regio’s te stimuleren om de toegankelijkheid van bestaande faciliteiten verder te vergroten en te investeren in het up-to-date houden daarvan’, zei Andrea Muñoz Garcia, Consultant van het NNFCC.

Het opzetten van een database van open access pilot- en multifunctionele demo-faciliteiten en de apparatuur die daar beschikbaar is, is daarbij de eerste stap. De database is via internet gratis en door iedereen te raadplegen. Hij maakt het mogelijk om zowel op locatie als op beschikbare processen en apparaten te zoeken.

‘Open access is niet hetzelfde als gratis’, zei Katrien Molders, Projectcoördinator Pilots4U. ‘Het verwijst naar de beschikbaarheid van apparatuur voor anderen dan de eigenaars. Dat kunnen universiteiten of onderzoekscentra zijn, maar ook bedrijven.’ De database brengt al deze partijen in kaart.

Europees loket

Het is geen overbodige luxe, want van samenwerking of afstemming was tot nu toe nauwelijks sprake. ‘We kenden wel onze eigen plant, maar niet die van een paar kilometer verderop’, vertelde Wim Soetaert, CEO van de Bio Base Europe Pilot Plant. Tegelijkertijd waarschuwde hij ervoor dat het weinig zin heeft om op honderden plekken in Europa nationaal gefinancierde pilot- en demoplants te gaan opzetten, die allemaal gelijksoortige faciliteiten bieden. ‘Nationale financiering sluit ondernemers op in hun eigen land, omdat het ene land geen onderzoek in een ander land wil subsidiëren. Die ondersteuning moet Europees geregeld zijn.’

Pauliina Tukiainen, senior scientist van VTT en betrokken bij het ERIFORE Project, gaf aan dat het voor ondernemers tegenwoordig haast ondoorzichtig is waar zij terecht kunnen voor financiering. Zij pleitte voor een centraal loket waar de financiële instrumenten die beschikbaar zijn vanuit Europese, regionale en nationale fondsen op elkaar worden afgestemd.

Ook Daniela Sani, van het Vanguard Initiative pleitte ervoor om de faciliteiten interregionaal, open en centraal aangestuurd te organiseren. En dan niet ‘low budget’: ‘Voor een sterke bio-economie zijn grote investeringen nodig, die een meerjarenbudget van substantiële omvang noodzakelijk maken, onder het beheer van de regio’s.’

Betere coördinatie

Eric Goossens, Managing Director van de Bioprocess Pilot Facility, benadrukte dat er niet alleen afstemming in de financiering moet komen; ook een betere coördinatie tussen de diverse pilotplants is noodzakelijk, zodat zij elkaar kunnen aanvullen. Verder moet er een regio-overschrijdend vouchersysteem komen om kleine ondernemers te helpen bij de toch forse investeringen die een pilotproject met zich meebrengt. Een aandachtspunt is bovendien dat er goed opgeleide mensen nodig zijn: specialisten, operators, technologen, etc. die de plants laten draaien.

Volgens Wim Soetaert heeft het tekort aan technici ook te maken met het feit dat Europa naar verhouding veel geld besteedt aan fundamenteel onderzoek, dat beter aan innovatie had kunnen worden besteed. En omdat mensen nu eenmaal de geldstromen volgen, gaat daardoor veel talent verloren voor het bedrijfsleven.

Dat onderschreef ook Hilde Vermeulen van het Vlaams departement Economie, Wetenschap en Innovatie. ‘Het ecosysteem in Vlaanderen is nu eenmaal erg gericht op onderzoek. Er moeten dus ook meer financiële instrumenten komen om echte pilotfaciliteiten te bouwen en meer samenwerking om overlap te voorkomen.’

Intelligente verdeling

‘De vraag is niet of er méér geld moet komen, maar hoe we dat intelligenter kunnen verdelen’, concludeerde Nelo Emerencia. Pierre Padilla van N-ABLE en adviseur van het DG Regio onderstreepte dat Europa zich in de eerste plaats moet richten in het maken van de stap van het subsidiëren van technologie-ontwikkeling, naar het investeren in business. Dat is ook het uitgangspunt van het nieuwe programma Component-5, dat Interreg Europe opvolgt. ‘Het is een wezenlijk andere aanpak, die om een andere mindset vraagt.’

Component-5 is een investeringsprogramma van € 970 miljoen dat is gericht op commercialisatie en opschaling van interregionale innovatieprojecten die bijdragen aan de ontwikkeling van Europese waardeketens. ‘Maar helemaal zonder nationale financiering lukt het niet’, waarschuwt Padilla, want hoe groot de budgetten ook lijken te zijn, ze moeten wel worden verdeeld over honderden deelprojecten in tientallen regio’s.

Toekomst

Officieel eindigt Pilots4U in augustus 2019, maar de initiatiefnemers hebben de ambitie om het project voort te laten leven. Voor de volgende fase is een beheerstructuur opgezet en een Memorandum of Understanding ondertekend. Het netwerk en de database moeten namelijk ook worden onderhouden om actueel te kunnen blijven. Daarnaast wil het projectteam het gebruik stimuleren door gerichte communicatie en minstens eenmaal per jaar een evenement. De financiering van deze activiteiten zal voornamelijk uit abonnementen van de deelnemende plants moeten komen en voor een klein deel uit sponsorgelden.

De Pilots4U database is inmiddels online en voor iedereen gratis te raadplegen.

Het Pilots4U Project is een initiatief van zes partners: Bio Base Europe Pilot Plant (SmartPilots), VTT (ERIFORE), Royal Institute of Technology KTH (BRISK2), Swansea University (Enalgae), Universiteit Gent (Biorefine Cluster Europe) en NNFCC (secretariaat van het BioPilotsUK initiatief). De cluster organisatie CLIC Innovation vertegenwoordigde de industrie die een bijdrage in geld leverde aan het project. Het European Regions Research and Innovation Network heeft geïnteresseerde Europese stakeholders (infrastructuur-eigenaren en -gebruikers) gestimuleerd om betrokken te raken bij het project en NNFCC is een professionele, onafhankelijke adviseur op het gebied van de bio-economie, die het onderzoek leidde. Het project werd gefinancierd door de Bio-based Industry Joint Undertaking onder het Horizon 2020 programma.