Lees verder
Kirsten Steinbusch wilde al voor haar studie Milieukunde aan Wageningen UR werken in het bedrijfsleven, het liefst bij een multinational, om een zo groot mogelijke maatschappelijke impact te realiseren. Gelukkig, zo zegt ze, werd het een start-up. Inmiddels leidt ze haar tweede start-up Delft Advanced Biorenewables.
Dick Teske, Lucien Joppen

Steinbusch kwam tijdens haar promotie – in de periode tussen 2005 en 2009 – in aanraking met een fermentatieproces op basis van anaerobe bacteriën om organisch afval om te zetten in hoogwaardige chemische grondstoffen. Uiteindelijk leidde de technologie tot Steinbusch’s eerste start-up Waste2Chemical.

Kirsten, je wilde eigenlijk naar een bedrijf in de ordegrootte van Shell en het werd een start-up.

‘Ja, in retrospectief was het een betere keuze. Eigenlijk zag ik voor mezelf een rol weggelegd in R&D bij een groot bedrijf dat vanuit de traditionele (petro)chemie een transitie wilde maken naar andere, meer milieuvriendelijke procestechnologieën. De kans was groot geweest dat ik dan op een zijspoor zou zijn gezet.
Ik kreeg destijds – in 2009 – de kans om voor een goede deal een gepatenteerde technologie te kopen die ik zelf had uitgevonden. Ik nam een zakenpartner Niels van Stralen in de arm en samen startten we Waste2Chemical. Het was en is nog steeds een veelbelovend procedé met marktconforme yields. De financiële risico’s waren ook gering voor ons: we zaten nog in een vroege fase van het R&D-traject en kregen ook vanuit verschillende fondsen financiële injecties. Inmiddels is de technologie opgeschaald in een pilotfabriek en staat een demofabriek in de planning.’

Jij bent inmiddels niet meer werkzaam bij Waste2Chemical, het huidige Chaincraft.

‘Klopt, Niels en ik zijn in 2014 in goede verstandhouding ieder ons weegs gegaan. Destijds wilde ik gewoon gaan solliciteren toen ik al snel een telefoontje kreeg van Luuk van der Wielen (TU Delft, BE-Basic), die ook al betrokken was bij Waste2Chemical. Hij vroeg me om een bedrijf op te zetten rond een veelbelovende scheidingstechnologie voor de fermentatie van oliën. Het was een proces dat werkte op laboratoriumschaal. Het moest dus verder worden opgeschaald en er moest aansluiting met de markt worden gezocht. Met name met de laatste activiteit had ik al de nodige ervaring opgedaan bij Waste2Chemical.’

Wat houdt de technologie in?

‘Ik kan beter eerst met de achtergrond beginnen. De productie van oliën met behulp van micro-organismen levert vaak een emulsie, een soort mayonaise, op waaruit nog de oliën in een hoge zuiveringsgraad moeten worden gewonnen. Normaliter heeft de industrie daar verschillende stappen voor nodig: enkele centrifugerondes, een temperatuur swing, het toevoegen van chemicaliën en nog een laatste filtratiestap. Dat levert aanzienlijke meerkosten op, waardoor sommige business cases – zeker die van relatief laagwaardige eindproducten als biofuels – op losse schroeven komen te staan. Welnu, de onderzoeksgroep van Dr. Maria Cuellar bij de TU Delft ontwikkelde een gepatenteerd proces om de olie al in de reactor te scheiden, waarmee besparingen tussen 20 en 40 procent mogelijk zijn. Het is ook mogelijk om deze stap buiten de reactor uit te voeren, zodat producenten niet gelijk een nieuwe reactor aan hoeven te schaffen. Wel is een zo snel mogelijke scheidingsstap te verkiezen omdat de emulsie dan nog minder stabiel is. Naarmate de emulsie stabieler is, zal het ook meer energie kosten om de oliën eruit te centrifugeren.’

In welke fase bevindt de technologie-ontwikkeling zich op dit moment?

‘Het proces werkt op labschaal (honderd liter, red.) en we hebben reeds simulaties gedaan op honderd en duizend liter. We gaan het dit jaar opschalen naar een prototype met een volumes van honderd liter en in 2017 in een achtduizendlitervat op de BioProcessFacility in Delft. Qua efficiency zitten we op 86 procent, waardoor we al dicht in de buurt zitten van 90/91 procent, waar de industrie mee werkt. Inmiddels zitten we met verschillende binnen- en buitenlandse partijen in de fermentatiebusiness om tafel om de technologie zo veel mogelijk aan te laten sluiten met wat de industrie wil. Zoals ik al eerder aangaf, leent onze technologie zich bij uitstek voor meer laagwaardige eindproducten zoals biofuels of geur- en smaakstoffen voor de voedingsmiddelenindustrie. In de eerste sector is vooral behoefte aan goedkopere procestechnologie om überhaupt in de buurt te kunnen komen van fossiele brandstoffen of bio-ethanol. De sector is wijzer geworden door het Amyris-debacle waarin de productiekosten van biofuels uiteindelijk een factor 8 hoger bleken uit te vallen en de beurswaarde verdampte. In de foodsector is vooral interesse naar alternatieve grondstofstromen waardoor bedrijven minder afhankelijk zijn van een bepaalde stroom. Een goed voorbeeld is het Nederlandse Isobionics dat via fermentatie onder meer valencene en nootkatone produceert, die als smaakstof in frisdranken kan worden gebruikt. Deze methode levert een zuiverder eindproduct op dan de gangbare methode (extractie) die ook nog eens milieubelastender is. De zuiverheidsgraad van oliehoudende componenten is ook een issue bij halalproducten.’

Hoe ziet het businessmodel van DAB er uit? Gaan jullie zelf de reactoren ontwerpen en bouwen of verwaarden jullie de opgebouwde expertise in eenopeentrajecten?

‘DAB is een technologiebedrijf, geen reactorbouwer. Er zijn so wie so weinig reactorbouwers. Vaak ontwikkelen en bouwen bedrijven deze in huis of besteden ze dit uit aan lasbedrijven. Elk micro-organisme, of beter gezegd elke strain, heeft zijn eigen procescondities wat vraagt om een maataanpak. We hebben de kennis op gebied van fermentatie en de gepatenteerde scheidingsmethode om met elke individuele klant de optimale oplossing te ontwikkelen.’

Je noemde al dat je met binnen- en buitenlandse partijen om tafel zit. Hoe concreet is de vraag van deze bedrijven naar jullie technologie?

‘De interesse is er, al is de technologie zoals gezegd nog niet opgeschaald voor commerciële exploitatie. We verwachten dat dit in 2018/2019 zal gebeuren. Wel is de markt in eerste instantie meer gericht op het ontwikkelen van micro-organismen, daar verdienen deze bedrijven hun geld mee. Het optimaliseren van procescondities is dus niet top-of-mind, zeker bij de meer hoogwaardige eindproducten. Aan ons de taak om dit wel tussen de oren te krijgen, met name bij producenten die zich richten op relatief laagwaardige eindproducten. Op termijn, echter, zal onze technologie ook haar waarde kunnen bewijzen voor hoogwaardige producten, zeker als deze zich ontwikkelen tot meer volwassen markten.’

Foto: Dick Teske