Lees verder
De Hanzehogeschool Groningen zet vanuit het instituut voor Life Sciences & Technology een ambitieus Kenniscentrum Biobased Economie op. Dit zoekt nadrukkelijk de verbinding met het bedrijfsleven. Kennis over het duurzaam winnen van waardevolle planteninhoudstoffen met innovatieve ontsluiting- en extractietechnologieën wordt vertaald naar marktrijpe, industriële concepten voor het regionale bedrijfsleven.
Vincent Hentzepeter

Rob van Haren en Doede Binnema trekken de kar. Van Haren richt zich als beoogd lector op groen ondernemerschap, het ontwikkelen van groene ingrediënten uit planten en de groene extractie. Binnema is lector functionele ingrediënten en gezondheid. Hij concentreert zich op de verwaardingskant van groene inhoudsstoffen uit planten. Beide hebben door hun bedrijfsachtergrond de gewenste voeling met de praktijk. Van Haren vanuit zijn werk als onderzoekscoördinator ‘duurzame keteninnovatie’ bij Avebe en innovatie-aanjager bij Kiemkracht, Binnema vanuit zijn functie bij TNO op het gebied van toepassingsgericht koolhydraatonderzoek voor de industrie. Van Haren verwacht dat het Kenniscentrum Biobased Economie de groene economie in Noordwest-Europa een impuls zal geven. Het midden- en kleinbedrijf kan de transitie niet alleen doormaken, weet hij uit ervaring. ‘Het beschikbaar maken van kennis over biobased processen is en blijft in Nederland een zwakke schakel in de onderzoeks- en innovatieketen. Hoe krijg je die kennis bij het mkb, waardoor het meerwaarde oplevert? Bij de universiteiten moet het leiden tot wetenschappelijke publicaties. De hogescholen kunnen het toepasbaar maken door de slag te maken van laboratoriumonderzoek naar semi-industriële toepassingen. Dan kan het bedrijfsleven er direct wat mee. Daarvoor ontwikkelen we nu een geïntegreerd innovatiecentrum.’

Mens-product-interacties

In het bovengenoemde centrum zullen diverse disciplines samenwerken. Er zijn vijf pijlers geformuleerd voor zowel de zachte als harde kant van de groene economie. Van Haren: ‘Pijler 1 is de consumentpsychologie: hoe ervaart de mens de transitie naar een groene biobased economie? Je moet wel weten of burgers producten accepteren die je ontwikkelt. Uit onderzoek blijkt dat iedereen groen, biologisch en diervriendelijk wil, maar in de supermarkt gaan ze voor die plofkip.’

Hij vervolgt: ‘De tweede pijler gaat over groen design. Dus industriële vormgeving in combinatie met design. Hierin wordt samengewerkt met de Kunstacademie Minerva. Hier gaat het om duurzaam ontwerpen en het bestuderen van mens-productinteracties. Ze kijken hoe consumenten reageren op biobased producten, bijvoorbeeld cosmetica. Het ontwerp moet geschikt zijn voor opname in de circulaire economie.’ De derde pijler is bedrijfseconomie. ‘Gericht op groen ondernemerschap. Vanuit nieuwe ideeën wordt een business case uitgewerkt en alle bedrijfseconomische effecten worden doorgerekend. We willen hierin ook het scharnierpunt zijn tussen mbo en de universitaire opleidingen. Handig voor de doorstroom van mbo naar hbo en hbo naar wo. Bovendien heb je niet alleen abstracte creativiteit nodig, maar moet je ook hands-on zijn. Die combinatie maakt het interessant voor het mkb.’

Superkritische extractie

Procestechnologie is de vierde pijler. Groene economie vraagt om nieuwe fabrieksprocessen. Een speerpunt wordt de introductie van superkritische extractietechnologie. Het extraheren gebeurt met het milieuvriendelijke kooldioxide. ‘Hiervoor hebben wij met de TU Delft een exclusieve samenwerking. Voor deze kennisintensieve technologie moet de brug worden geslagen van kennisinstellingen naar het bedrijfsleven. De superkritische CO2-faciliteiten van de TU Delft komen in onze de proceshal te staan. Dan kunnen we die techniek valoriseren voor het bedrijfsleven.’ Biowetenschappen vormen de vijfde pijler. ‘Het gaat om de productontwikkeling met groene ingrediënten. Een combinatie van life sciences, voeding en farmacie. Denk aan cosmetische producten en nutraceuticals. Voorbeelden zijn speciale eiwitten en peptiden uit lupine als actieve ingrediënten voor anti-aging cosmetica of oplosbare voedingsvezels die als voedingsbodem voor de darmflora dienen. Denk ook aan de ontwikkeling van medicijnen en polymeerchemie. We werken hiervoor onder meer samen met de afdeling Farmaceutische biologie van de Rijksuniversiteit Groningen, in voedselproducten met het Van Hall Instituut, en in chemie/materialen met de biocomposietenfaciliteit van de Hogeschool Stenden in Emmen. ‘

Geïntegreerd pakket

De groene extractie uit planten is de kern van Van Haren’s lectoraat: ‘Eerst de business case doorrekenen, dan kijken hoe je inhoudsstoffen er met “green extraction” uithaalt. We hebben een modulaire pilotlijn op (deca)literniveau. We kunnen fluitekruid per vrachtwagen tegelijk inladen, malen, fractioneren en inhoudsstoffen als luteïne extraheren met superkritische technologie. Of zo’n proces economisch haalbaar is, staat of valt met het kunnen verwaarden van nevenproducten. Als je afval gaat produceren, kan het niet uit. Die hele case rekenen we rond. Bedrijven willen dit wel van te voren getest hebben, voor ze miljoenen gaan investeren. We gaan dit richting mkb als geïntegreerd pakket aanbieden.’

Het centrum zal voor de extractie gebruik maken van de bestaande Zernike Advanced Processing (ZAP)-faciliteit. Hier zal Binnema zich binnen de vijfde pijler op de meerwaarde van inhoudsstoffen richten. Het winnen van die stoffen moet uiteraard zo duurzaam mogelijk gebeuren. ‘In deze faciliteit kunnen we met groene extractie componenten uit biomassa halen. Superkritisch extraheren zal een belangrijke zijn, maar we gaan ook andere extractietechnieken inzetten die inhoudsstoffen er op een meer milieuvriendelijke manier uithalen. De ZAP-faciliteit willen we binnen een jaar geschikt maken voor exclusief onderzoek voor bedrijven, zodat ze ontwikkelingen in beslotenheid met ons kunnen testen.’

Gereedschapskist

Binnema zegt over een gereedschapskist te beschikken om de meerwaarde van componenten te kunnen bepalen. ‘Onze expertise is het opzetten en uitvoeren van testen om bijvoorbeeld gezondheidseffecten te kunnen bepalen of het een cosmetische, dan wel farmaceutische werking heeft. We kunnen op gunstige eigenschappen screenen. Zo kun je op celniveau kijken of een component voor een cosmeticaproduct wel echt een effect heeft op veroudering van de huid. Dat begint in een petrischaaltje met cellen, maar is direct wel heel praktisch. Het is onze taak als lectoren om stappen te zetten in de toegepaste wetenschappen. Daarin onderscheiden we ons van de universiteiten. Met onze praktische kennis helpen wij het bedrijfsleven nieuwe producten te lanceren.’

Van Haren denkt dat het Kenniscentrum Biobased Economie een belangrijke behoefte invult in zowel Noord-Nederland als ver daarbuiten. ‘Dit moet een behoorlijke impuls geven aan de groene economie binnen en buiten deze regio. Wij zitten in een niche waarin weinig bedrijven gespecialiseerd zijn en kunnen de hele biobased keten aan. Restproducten die we niet kunnen gebruiken, gaan in de vergisting of vergassing. Wij hebben apparatuur voor de complete biocascadering tot onze beschikking.’

Contactpersoon: dr. D.J. Binnema (d.j.binnema@pl.hanze.nl; dr. R.J.F. van Haren (r.j.f.van.haren@pl.hanze.nl)
Meer info: www.hanze.nl/LST