Lees verder
Bij gesprekken over de energietransitie vliegen de cijfers over tafel: percentages, petajoules, kilowatturen en kilogrammen CO2-emissies. Daarbij blijft een belangrijk aspect onderbelicht: waar komen al die energiecentrales, wind- en zonneparken, pijpleidingen, hoogspanningskabels, onder- en tussenstations, kortom de nieuwe energie-infrastructuur?
Pierre Gielen

Als er iets ruimte kost in het dichtbevolkte Nederland, is het wel de energietransitie. Dat zegt Boris Hocks, directeur van het bureau Generation Energy, een van de adviesbureaus die hebben meegewerkt aan de Nederlandse Klimaattafels. Eind mei gaf hij een presentatie over ruimtelijke ordening in het klimaatdossier tijdens de GeoBuzz in ‘s-Hertogenbosch, de vakbeurs van Geo-Informatie Nederland en GeoBusiness Nederland. De toepasselijke ondertitel van de presentatie: ‘…en dan moet het ook nog allemaal passen.’

Hocks verbaast zich over het gemak waarmee sommigen over het ruimtebeslag van de energietransitie spreken. Zonder rekening te houden met het feit dat er méér vraagstukken zijn die ruimte claimen dan alleen de verduurzaming van de energievoorziening. Denk aan landbouw en natuur, biodiversiteit, klimaatadaptatie, waterveiligheid, transport/mobiliteit en verstedelijkingsopgaven, inclusief de 1 miljoen woningen die het kabinet de komende jaren wil bouwen en die ergens moeten komen te staan. Dat geldt overigens ook voor het volgende miljoen woningen die daarna nodig zijn om de bevolkingsgroei een plaats te geven.

Schaalniveau

Wat de zaak extra complex maakt is dat er op alle mogelijke schaalniveaus aan de knoppen wordt gedraaid. “In Europa besluiten we waar we energie willen gaan opwekken: offshore windparken op de Noordzee, kernenergie in Frankrijk, zonneparken in Spanje. Het raakt Nederland op nationaal niveau vooral aan de kust, waar de stroom van windparken aan land moet komen. Al die stroom en daarmee opgewekte waterstof wordt getransporteerd via een 100 meter brede corridor met leidingen dwars door het land. We sturen het naar de vijf grote industrieclusters in Nederland en dan is het op. Er blijft niks over voor bijvoorbeeld woningen of andere bedrijven. Zoveel energie verbruikt onze zware industrie. Daarom blijft energie opwekken op land nog steeds nodig.”

Daarmee komen we terecht op regionaal schaalniveau, waar de regionale energiestrategieën (RES) worden gemaakt die zo veel weerstand in de bevolking losmaken. Niet in de laatste plaats omdat daarin de plekken worden aangewezen waar windmolens komen. Of zonneparken. Die zijn echter niet uitwisselbaar. Hocks: “De ruimteclaims zijn heel verschillend. Als je een windturbine neerzet, moet je rekening houden met de geluidscontour en de minimale afstand vanwege slagschaduwen. Voor een zonneveld dat dezelfde hoeveelheid energie levert, is ongeveer 8 hectare nodig. En als je kiest voor biogas, zijn er in dat gebied 350 koeien nodig en 113 hectare voor gras en maaiafval om diezelfde hoeveelheid energie te genereren.”

Netverzwaring

Vervolgens blijkt dat het elektriciteitsnet in zijn voegen piept en kraakt. Op sommige plaatsen kan geen woning en geen bedrijf meer worden aangesloten, maar ook geen windmolen of zonnepaneel. Er moet grootschalig worden geïnvesteerd in de uitbreiding van het stroomnetwerk. Ook dat kost ruimte, wat wel eens wordt onderschat. “Dan blijkt ook dat we helemaal geen rekening houden met de infrastructuur die om een windmolen of een zonnepark heen nodig is. Daar zit namelijk een hele keten aan objecten aan vast: als je een windmolen neerzet, zijn er ook middenstations en onderstations nodig om al die stroom af te voeren en ook die hebben een milieucontour.”

Als bovendien iedereen in een stad of wijk kiest voor warmtepompen en elektrische auto’s en de bijbehorende laadpalen, zoals het kabinet wil, betekent het ook dat er nieuwe kilovoltleidingen nodig zijn en dat alle grijze elektriciteitskastjes in de straat moeten worden vervangen. Geen kleine ingreep. Alleen al in Amsterdam staan er 1.000. In de provincie Noord-Brabant zijn het er 15.000. Een verdubbeling van de capaciteit betekent dat ieder kastje vier keer zo groot moet worden. Niet alleen huizen, bestaande leidingen, boomwortels, prullenbakken en dergelijke staan in de weg, maar ook vooral de regels.

Kaart van 2100

De puzzel lijkt haast onontwarbaar te worden. Toch heeft het bureau van Hocks een studie gemaakt over het langetermijnperspectief voor Nederland als geheel, in opdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving en de Rijksoverheid. Het resultaat is een kaart van Nederland in 2100. Daarin zijn alle vraagstukken opgelost: “Simpelweg omdat het moet.”

Creativiteit brengt een mogelijke oplossing. Zo kunnen ontwerpers van elektriciteitshuisjes straatmeubilair maken, waarbij je niet eens meer ziet dat het om de stroomvoorziening gaat. En het lef om de regels aan te passen kan ertoe leiden dat het ineens toch mogelijk wordt de stad te vergroenen. Hocks noemt een een voorbeeld uit de gemeente Leiden: “Een stroomkabel mag niet te dicht bij de waterleiding liggen. En niet onder een parkeerplaats. Als er iets mis gaat, staan die auto’s in de weg. Dat leidde tot het inzicht dat de gemeente gewoon een verordening kan schrijven waar in staat dat ze al die auto’s mogen wegslepen als er iets aan de hand is. Mag de leiding van een warmtenet niet onder de straat? Dan kunnen we de stoepen verbreden en een 50-kilometerweg veranderen in een 30-weg. Op die manier maak je via het ontwerp van de bovengrond ruimte in de ondergrond. En hebben we ineens honderden vierkante meters over.”

De conclusie is duidelijk. De energietransitie is niet alleen een kwestie van technische oplossingen, maar ook vooral van ruimtelijke keuzes, die elkaar beïnvloeden op alle schaalniveaus: van Europees tot lokaal én andersom. Het is noodzakelijk om deze aspecten te betrekken in de discussies over de toekomst van onze energievoorziening.

Beeld bovenaan: gopixa/Shutterstock