Lees verder
Hoe kijken vertegenwoordigers uit de agrofood en chemiesector tegen de biobased economy aan? In dit nummer van Dubbelperspectief hebben we twee vertegenwoordigers van Young BBE: Sjoerd Kuipers (DSM) en Florian Graichen (VITO), een soort Nederland-België dus. Young BBE is een netwerkorganisatie voor jonge professionals (jonger dan 35 jaar) die werkzaam zijn bij bedrijven, onderzoeksinstellingen of overheden.

3 vragen

  1. Als lid en mede-oprichter (Sjoerd) van Young BBE: wat haal je persoonlijk uit het initiatief en wat draag je zelf bij?
  2. Hoe zie je zelf jouw rol in de transitie naar een (meer) biobased economy?
  3. Wat is het grootste obstakel in jouw ogen voor deze transitie?

Sjoerd Kuipers

1. ‘Ik ben een van de oprichters (samen met Marten Hamelink, Frans Jan Hellenthal, Joost Bloom en Nicole Zoutenbier) van Young BBE. Eind 2011 waren we bij een evenement van Essent, waarin het initiatief geboren is. Omdat het organiseren van events, zoals bedrijfsbezoeken of workshops, in mijn genen zit, kan ik een waardevolle bijdrage leveren en het nuttige met het aangename verenigen! Het netwerk is bovendien low budget. We doen het naast ons werk en kennen geen contributie. Ik krijg er ook veel voor terug. Immers, we hebben regelmatig discussies op onze bijeenkomsten, waarbij je wordt geconfronteerd met andere visies en uiteenlopende belangen. Samenwerking van publieke en private organisaties blijkt het sleutelwoord. Het is daarom niet alleen leuk, maar ook erg nuttig om te bouwen aan het netwerk van jonge professionals binnen de BBE en daarmee aan een toekomstig netwerk van professionals, cq. organisaties.’

2. ‘Als project office manager bij DSM Biobased Products & Services zit ik wel ver af van de operatie. Voor advanced biofuels, vaak opgezet met partnerbedrijven, zoals bijvoorbeeld POET in de VS, komen de eerste productiefaciliteiten aan de andere kant van de oceaan te staan. Natuurlijk, DSM is een multinational met duizenden medewerkers. Toch heb ik niet het idee dat ik slechts een radertje in een enorme machine ben. Zelf heb ik, onder meer via Young BBE, een aanzienlijk netwerk opgebouwd. Je kunt dan vrij snel schakelen als een collega vraagt om bijvoorbeeld een lignine-expert. De kracht schuilt vaak in de zogenaamde weak links. Als spin in het web heb je toch meer overzicht dan de mensen in het veld.’

3. ‘Ik praat liever over uitdagingen. De grootste uitdaging is momenteel geld. Er zijn tig bedrijven of start ups met interessante ideeën. De kunst is wel om deze ideeën te realiseren. Daarvoor zijn financiële middelen nodig. In Europa is het investeringsklimaat voor biobased initiatieven guurder dan in de VS, Brazilië of Azië. Banken en investeringsmaatschappijen willen zoveel mogelijk risico’s vermijden. De biobased economy, zeer complex en moeilijk voorspelbaar, is dan een heikel speelveld. Los van het geld binnenhalen, is het efficiënt omgaan met dat geld ook een uitdaging. Nu hoor je wel een project manager praten!’

Florian Graichen

1. ‘Ik zie mijn werk, als business development manager sustainable chemistry, als zeer uitdagend, maar ook als lonend. Het kan Europa immense voordelen opleveren, waaronder nieuwe innovaties, banen en duurzaamheid op het gebied van milieu en economie. Het zal ons helpen bij het nadenken over hoe we bronnen het beste kunnen benutten, terwijl we een balans creëren tussen food, feedstock, energie en industrieel gebruik. Persoonlijk hoop ik dat mijn werk op het raakvlak van onderzoek en commercialisering kan helpen bij het neerzetten van VITO als een belangrijke speler op dit gebied.’

2. ‘De biogebaseerde economie wordt gedreven door efficiëntie bij het gebruik van duurzaam verkregen biomassa voor food, feed, chemicaliën, energie en brandstoffen. Bij VITO werken we niet alleen actief aan diverse aspecten van de biogebaseerde economie, maar vervullen we ook een coördinerende rol bij de gerelateerde activiteiten. We begrijpen dat deze enorme uitdaging niet gerealiseerd kan worden zonder internationale samenwerking. VITO richt zich specifiek op vraagstukken met betrekking tot scheiding en procesintensificatie die de chemische, thermochemische of biologische transformaties van biomassa met zich meebrengen.’

3. ‘Ik geloof dat Europa zich over het algemeen in een goede positie bevindt om een leidende rol te spelen. Het heeft wel een coherente visie nodig en een grondige kennis van de waardenketens binnen een biogebaseerde economie. Ook noodzakelijk zijn kapitaalinvesteringen, financieringsmogelijkheden, governance en implementatietrajecten voor demonstratie-bioraffinaderijen. Zonder deze faciliteiten zal Europa niet in staat zijn om het volledige potentieel op het gebied van academische en industriële biotech te vertalen naar slimme, duurzame, te vermarkten biogebaseerde producten en processen. Alleen een dergelijke toewijding zal onze eigen technologieleveranciers ervan weerhouden om hun demonstratiefabrieken te bouwen, en hun producten te commercialiseren in Brazilië, China, India of de VS, in plaats van Europa. De consequentie van deze ontwikkeling is dat uiteindelijk anderen profiteren van hoogstaand Europees onderzoek, waarvan de uitkomst (producten) vervolgens met winst aan de EU worden terugverkocht.’