Lees verder
Agro & Chemie zet de jongere en de oudere generatie 'tegenover' elkaar. Roel Bol, een van de oudgedienden in de biobased economy, en Fons Janssen, derde jaars bachelor student Biotechnology aan Wageningen UR, gaan dieper in op de generatiekloof, of is er überhaupt wel een 'generation gap' in de biobased economy?
Redactie

1. Leeft het concept/idee van de biobased of circulaire economie onder uw generatie?

Roel Bol: ‘Het concept van de biobased economy leeft wel bij mijn generatie, maar nog op een te beperkte schaal. Biobased staat voor mij voor intelligenter, dus ook duurzaam en creatiever gebruik maken van de mogelijkheden die biomassa biedt. Dit is niet per se generatiegebonden, maar vergt mensen – in het bedrijfsleven, de overheid en de wetenschap – die in termen van nieuwe combinaties en nieuwe technologieën kunnen denken en durven te handelen. Mijn generatie durft niet zo veel en zoekt (schijn)veiligheid in planning en controle. Ook is deze opgevoed met het denken in vakgebieden, sectoren en segmenten, en sterk gericht op specialisatie. Ook in het wetenschappelijk onderwijs vinden we dit terug. Voor een uitrol van biobased moet dat anders. Om met Loesje te spreken: “alles is ingedeeld in hokjes, maar wie let er op de lijntjes?”.’

Fons Janssen: ‘De bewustwording van de circulaire economie zit nog in de kick-off fase bij mijn generatie. Een programma zoals Tegenlicht belicht het wel, maar bereikt alleen de koplopers en dwarsdenkers. De meeste mensen die ik ken uit mijn lokale agrarische omgeving, hebben er nauwelijks van gehoord of hebben een verkeerd beeld erover. Een platform over biobased is er wel voor bedrijven, maar niet voor jongeren en studenten. In Wageningen, waar ik biotechnologie studeer, zit ik in een organisatie die een platform wil oprichten voor studenten. Goed nieuws is ook dat meer universiteiten zich inzetten voor biobased opleidingen.’

2. Wat kunnen beide generaties van elkaar leren?

Roel Bol: ‘Waarschijnlijk ervaart de komende generatie rond biobased een grotere ‘sense of urgency’. Biobased is volgens mij een essentiële transitie voor onze toekomst. De komende generatie kan wat leren van de oudere generatie als de laatstgenoemde openlijker durft te praten over de gemaakte fouten en het gebrek aan lef. We leven in een tijd waarin veel bestaande businessmodellen niet meer werken. Vernieuwing is dringend nodig. De oudere generatie kan daarbij wel helpen om biobased, als een systeeminnovatie, een stevigere plek in onze economie te geven. Denk bijvoorbeeld aan wet- en regelgeving en de Europese kaders. Tegelijk hoop ik op genoeg lef bij de jongere generatie.’

Fons Janssen: ‘Momenteel zie ik dat de oudere generatie op de achtergrond flink timmert met initiatieven waar de biobased economy van kan profiteren. Er worden grote Europese programma’s voor innovatie opgezet, zoals Horizon2020 en het Biobased Industries Initiative. Op lokaal niveau zie je bedrijfsclusters die hun pijlen richten op biobased R&D en concrete bedrijvigheid. Toch ontbreekt er een nationale visie en campagne voor jongeren waarin word uitgelegd wat de biobased economy omvat op technisch, maar ook economisch en sociaal vlak. Daarnaast moeten studenten actiever in de maatschappij staan en eerder beginnen met netwerken. Als je studeert, kun je gemakkelijker experts ontmoeten of initiatieven opzetten voor bepaalde doelen.’

3. Op netwerkbijeenkomsten domineren de 40-plussers. Hoe kan de jongere generatie meer worden betrokken bij de (transitie naar een) biobased economy?

Roel Bol: ‘Jongeren vroeg betrekken bij biobased is voor mij een belangrijk onderwerp. Gelukkig pakken hoger en wetenschappelijk onderwijs dit thema steeds meer op. Mooi ook, de Master-opleiding waar Wageningen UR mee komt. Voor de biobased netwerkbijeenkomsten kun je denken aan regionale bijeenkomsten, georganiseerd samen met scholen en/of universiteiten, het organiseren van pitches door bedrijven met bespreking door een jongerenpanel of speeddatingsessies tussen bedrijven en studenten.’

Fons Janssen: ‘Ik kan me vinden in deze stelling, deels ook door mijn bezoek aan de netwerkbijeenkomst in Dordrecht. Ik zie ook oplossingen. Je kunt bijvoorbeeld een vast terugkerend podium geven aan verfrissende start-up’s en aan studenten. Nodig de relevante studieverenigingen uit via de universiteiten en geef ze een opdracht, zoals een korte speech of het houden van een discussie. Bovendien ben ik in Wageningen bezig met het oprichten van een nationaal platform dat de beste masterstudenten wil laten kennismaken met de vele initiatieven in de biobased economy. Het International BioBased Economy SymbioSum (IBBESS) brengt studenten, beleidsmakers, bedrijven en professoren bij elkaar in de vorm van een symposium en denktank. Om van dit platform een groter succes te maken, is iedere input (financieel en netwerk) van harte welkom.’