Lees verder
Het enthousiasme over bioplastics groeit. De vraag overtreft inmiddels het aanbod en er komt steeds meer helderheid over welke kant het op moet. De focus ligt op de combinatie van hernieuwbaar en recyclebaar. En op composteerbaar als het zinvol is. Daarover is het laatste woord nog niet gezegd.
Marjolein Roggen

De ene bioplastic is de andere niet. Grofweg zijn er twee soorten: de zogeheten drop-ins die fossiele kunststoffen 1 op 1 vervangen, zoals BioPE, BioPET en BioPP, en nieuwe bioplastics zoals polymelkzuur (PLA) en het nog jongere PHA. Zij hebben een andere chemische samenstelling en andere eigenschappen. Beide soorten zijn toepasbaar voor een breed scala producten. Variërend van harde doppen, flessen, buizen, speelgoed en frietbakjes tot flexibele afvalzakken, coatings, boterhamzakjes, films en folies voor voedselverpakkingen.

Wat bioplastics gemeen hebben, is dat de grondstof agrarisch en dus hernieuwbaar is. En dat hun aandeel in de totale hoeveelheid kunststof nog beperkt is tot ongeveer 1%. Dat gaat snel veranderen want de vraag explodeert. Dat maakt ook een antwoord op een aantal openstaande vragen urgent.

Alternatief fossiel

Welke problemen lossen bioplastics eigenlijk op? “Het primaire voordeel van bioplastics is dat ze een alternatief vormen voor fossiele grondstoffen,” aldus Erwin Vink van branchevereniging Holland Bioplastics. “Iedereen is overtuigd dat we daar vanaf moeten.” Marco Jansen van het Braziliaanse Braskem, dat bioPE uit suikerriet produceert, onderschrijft dat: “Wij bieden een oplossing voor eindige grondstoffen. Bovendien hebben we een negatieve CO₂-uitstoot. Wij besparen 5 ton CO₂ op elke ton PE die wordt vervangen door BioPE.”

Voordeel van de nieuwe bioplastics is dat ze soms betere eigenschappen hebben. Neem PLA voor koelkasten als vervanging van polystyreen. Vink: “Dat heeft twee voordelen. Bij de productie komt minder CO₂ vrij en PLA isoleert beter dan polystyreen. Deze koelkasten zijn overigens nog niet op de markt.” Verder zijn PLA en PHA composteerbaar in industriële installaties.

Voedsel

Omdat bioplastics uit gewassen voortkomen, laait meteen de discussie op of ze niet concurreren met voedsel. Daar zijn Jansen en Vink stellig over: nee dus. “In Brazilië zijn veel verlaten graasgebieden”, verzekert Jansen. “De overheid heeft die aangewezen voor suikerriet als basis voor voedsel en bio-ethanol. Suikerriet doet het goed op arme grond. Wij gebruiken nu 0,02% van wat beschikbaar is. We willen per se niet concurreren met voedingsmiddelen. Ook Vink, die verbonden is aan PLA-producent NatureWorks, bestrijdt die kritiek. “We gebruiken momenteel suikers uit mais. De hoeveelheid komt overeen met 0,06% van de productie in de VS. Peanuts vergeleken met de 30-40% voedselverspilling.”

Daarnaast zijn er initiatieven om PLA uit plantaardige reststromen te produceren. “Die toepassingen zijn er al”, weet Vink, “maar vooral voor biobrandstoffen. Het is nog te duur om die om te zetten in goede kwaliteit bioplastic. De processen zijn technologisch lastig. Als je suiker uit de plant moeten halen, moet je die eerst met grof geweld uit elkaar trekken. De natuur heeft juist expres stevige bouwstenen gemaakt. Ik schat dat over tien jaar de technologie niettemin zover is dat het economisch aantrekkelijk is om agrarische reststromen te benutten.”

Groeiende vraag

De vraag naar bioplastics neemt onmiskenbaar toe. “We merken dat mensen op zoek zijn naar duurzame alternatieven”, zegt Jansen. “Zeker het afgelopen jaar gaat het hard met de vraag uit Europa en Japan. Het gaat vooral om producten waarvoor gerecyclede producten niet in aanmerking komen, zoals voedselverpakkingen, cosmetica en speelgoed of om producten met bepaalde eigenschappen zoals transparantie.”  Op dit moment kan Braskem nog net aan de vraag voldoen. “We verwachten dat vanaf volgend jaar de vraag groter zal zijn dan het aanbod. Daarom hebben we plannen om de bestaande capaciteit uit te breiden. Daar gaat zeker drie, vier jaar overheen.”

Wij besparen 5 ton CO₂ op elke ton PE die wordt vervangen door BioPE

Ook de vraag naar PLA is vele malen groter dan het aanbod, weet Vink. “We hebben meer capaciteit nodig. PLA-producenten bekijken nu of er ruimte is voor een derde of vierde installatie. Zo onderzoekt NatureWorks verschillende opties om buiten de VS een plant te bouwen. Nederland zou een optie kunnen zijn al moet er nog veel gebeuren om de afvalverwerking van (bio)plastics goed geregeld te krijgen.”

Voor een nieuwe fabriek zijn forse investeringen nodig. Volgens Jansen kostte de huidige fabriek 300 miljoen euro. “Die uitbreiding komt er wel. We zijn heel lang de enige producent van bioPE geweest. De concurrentie begint nu te komen. Dat juichen we toe. De markt is daarbij gebaat. Nu zijn afnemers huiverig omdat ze niet van één producent afhankelijk willen zijn.” “Datzelfde geldt voor PLA”, voegt Vink toe. “Ook wij begroetten het initiatief van Total Corbion om een PLA-plant te bouwen in Thailand.”

Hoge kosten

De productiekosten zijn een knelpunt. “Als je naar het materiaal sec kijkt, is PLA duurder dan fossiel plastic’, aldus Vink. “Dan moet je dat nog omzetten in een product. Het nadeel is de schaalgrootte. Je hebt minstens een installatie van 600.000 ton nodig om te kunnen concurreren met PP en PE.” Dat geldt ook voor BioPE. Jansen: “Wij zetten bio-ethanol om in bioPE. De technologie is nog niet zover om dat efficiënt te doen. Voor de productie van een ton BioPE heb je twee keer zoveel bio-ethanol nodig. De opbrengst is dus minder dan 50%. De andere helft is een kostenpost.”

Die hogere kosten worden doorberekend aan de afnemers: de verpakkingsindustrie, brand-owners, retailers en uiteindelijk de consument. “Die zijn bereid om een hogere prijs te betalen, zij het niet teveel,” stelt Vink. “Maar we zitten aan de goede kant. Het is aan de bioplastic producenten om op te schalen.” Jansen deelt zijn optimisme. “Voor brand-owners en retailers geldt dat de kosten best hoger mogen zijn, mits ze het product anders kunnen vermarkten, bijvoorbeeld dat ze meer waardering oogsten. Mensen willen duurzame producten. Ik zie meer mogelijkheden dan uitdagingen.”

We zitten aan de goede kant. Het is aan de bioplastic producenten om op te schalen

Recyclen versus composteren

De heftigste discussie over bioplastics woedt over de afvalfase. Iedereen is ervan overtuigd dat bioplastics geen antwoord zijn op de plastic soep. Waar de standpunten uiteenlopen is de kwestie recyclen versus composteren. De overheid en afvalverwerkers leggen de prioriteit bij recyclebaarheid. Holland Bioplastic ondersteunt dit, maar vindt dat er ook plaats moet zijn voor composteerbaarheid. “Recyclebaarheid en composteerbaarheid bijten elkaar,” meent Tim Brethouwer, adviseur bij de Vereniging van Afvalbedrijven. “Hoe makkelijker afbreekbaar hoe minder stevig om weer een product van te maken. Composteerbare bioplastics horen niet in de PMD-zak en recyclebare bioplastics niet bij het gft-afval. Die kruislingse vervuiling moet je niet willen.”

De discussie spitst zich toe op PLA. PLA kun je prima apart sorteren en recyclen. Daarnaast zijn de dunnere PLA’s afbreekbaar in een industriële composteerinstallatie; overigens niet in grond of water. Drop-ins zijn niet composteerbaar. “BioPE kun je recyclen in de reguliere stroom plastics want ze zijn chemisch identiek”, verklaart Jansen. Daarom hebben afvalverwerkers daar geen bezwaar tegen.

Verwarring

Juist omdat PLA zowel composteerbaar als recyclebaar is, leidt dat tot verwarring bij consumenten. Dat wil niemand. Vink: “Het is ingewikkeld en daardoor is er veel misinformatie. Mensen begrijpen het niet en dus kopen ze het niet. Dat is een belemmering. Je moet mensen blijven vertellen wat bioplastics zijn en wat je er mee kunt en wat niet.” Brethouwer: “Je moet het consumenten gemakkelijk maken. Nu snappen ze het niet. 4-5% van het gft is vervuild en daar hebben we onze handen vol aan. Het is niet gezegd dat die vervuiling met composteerbare bioplastics minder wordt. Integendeel. Meer verwarring leidt tot meer vervuiling.”

De afvalverwerkers willen daarom dat de focus maximaal op recyclebaarheid van biobased plastics komt te liggen en expliciet niet op composteerbaarheid. “Je kunt PLA beter in de markt zetten als hernieuwbaar en recyclebaar materiaal,” benadrukt Brethouwer. “Als een nieuwe kunststofsoort in een groot volume op de markt komt, kunnen verwerkers hun installatie hierop aanpassen. Dat vergt investeringen dus moet het significante voordelen hebben. Daar moet je de hele levenscyclus bij betrekken. Daarnaast is regie nodig om te voorkomen dat allemaal nieuwe soorten in kleine volumes op de markt komen.” Vink voegt hieraan toe: “Wij zijn voor maximale recycleerbaarheid, maar als het verbrand wordt, produceer je groene stroom. Prima toch als tijdelijke oplossing?”

Interpretatieverschil

Tegelijkertijd valt het nodige te zeggen voor compostering. Producenten en afvalverwerkers zijn het eens dat je alleen moet composteren als dat zinvol is. De interpretatie van zinvolheid loopt uiteen. Brethouwer: “We worden overspoeld met zinloze composteerbare producten. Ik heb in de gauwigheid 200 producten geteld. IJsbakjes, bestek, pennen, schoenen. Haal die alsjeblieft weg. Ze voegen niets toe. Hoe heeft het zover kunnen komen?” Vink erkent dat. “We hebben als sector ooit biobased pennen als gadget gemaakt. Daar zit een metalen veer in, een ringetje van chroom en inkt. Dat is geen goed ontwerp. Ook composteerbare shampooflessen die er een tijdje zijn geweest, zijn geen goede oplossing. Daarin blijven altijd shampooresten achter waar micro-organismen niet tegen kunnen.”

We worden met zinloze composteerbare producten overspoeld. Ze voegen niets toe. Hoe heeft het zover kunnen komen?

Zinvolle compostering

Wat is dan wel zinvol? Composteerbaarheid moet in elk geval een toegevoegde waarde hebben. Bijvoorbeeld door significant bij te dragen aan meer en schoner gft-afval. De fruitstickertjes zijn het bekendste voorbeeld. Die belanden in nu de gft-bak. Vink: “Die PE-stickers eindigen als microplastics op land en in zee. Bovendien verstoppen ze de installaties. Als je die afbreekbaar maakt, los je dat op.”

Dan theezakjes en coffeepads. Theeblaadjes en koffiedrab willen composteerders graag hebben, maar de verpakking met PE niet. Toch gooien mensen die massaal bij het gft. Dat mag dus niet volgens de bestaande lijst van het Landelijk Afvalbeheerplan. “Die lijst kent niemand”, verzucht Brethouwer. “Producenten moeten zich aansluiten bij de dagelijkse praktijk. Maar dan moeten wel álle theezakjes composteerbaar zijn. Het is alles of niets. Het is schrijnend dat concerns als JDE en Unilever ze van kunststof maken. Maak ze composteerbaar. Zij hebben daarin absoluut een grote verantwoordelijkheid.” Vink is het daar niet mee eens: “Bedrijven zijn al veel verder. Unilever-merken als PG Tips en Clipper brengen in de UK al composteerbare theezakjes op de markt. Elk theezakje dat je omzet is winst en verlaagt de lekkage van microplastics naar het milieu. Ook JDE heeft al PLA-coffeepads ontwikkeld die composteerbaar zijn. Dat alles of niets principe houdt marktontwikkeling alleen maar tegen.”

Zinloos

Daarnaast is er een grijs gebied, zoals gft-zakken, kruidenbakjes of koffiecapsules. Volgens Vink zijn dat evenzeer zinvolle toepassingen. “Er zijn er nog meer, maar laten we daar nu mee starten, zodat het hele systeem eraan kan wennen.” Brethouwer: “Composteerbare zakjes voor gft: prima, laat maar komen. Maar geen composteerbare zakjes bij de groenteafdeling van Albert Heijn. Je moet geen lege verpakkingen bij het gft gooien. Waarom zou je dat doen? Het zou mensen verleiden om gft in de groene bak te doen. Uit onderzoek blijkt echter dat slechts weinig consumenten hun snijafval in de verpakking opvangen.”

Feiten

De WUR legt de laatste hand aan onderzoek naar de composteerbaarheid van bioplastics. Dat kan als basis dienen voor een lijst van zinvolle composteerbare bioplastics. Vink: “Dan kun je een discussie voeren op basis van feiten en niet van meningen. Dat moet leiden tot een Algemene Maatregel van Bestuur: dit gaan we doen. Ik vind dat je als overheid moet kunnen doorbijten. In België zijn composteerbare fruitstickers verplicht. In Nederland is iets verplicht stellen lastig.” Die mening deelt Brethouwer: “Ik wens dat de Nederlandse overheid dat zou voorschrijven. De overheid gaat echt niet sturen om theezakjes en coffeepads composteerbaar te maken. Wat ons betreft komen we met de overheid tot een lijst met zinvolle composteerbare producten. Ze zou dan ook moeten zorgen dat andere composteerbare producten niet langer het kiemplantlogo mogen dragen. Dat is verwarrend.”

Werk aan de winkel

Wie zijn aan zet? Aan het begin de producenten en aan het eind de overheid die duidelijkheid moet scheppen. “De wil is er aan alle kanten”, ervaart Jansen. “Ik heb nog nooit zo’n snelheid van verandering gezien. Brand-owners zouden in hun productontwerp deze optie als vereiste moeten opnemen. Retailers kunnen met hun eigen merken veel invloed uitoefenen. Dat gebeurt ook. ” Vink: “Er is veel werk aan de winkel. Het gaat langzamer dan ik tien jaar geleden had gedacht. Samen oplopen is een uitdaging. Het moet niet zo zijn dat bij de retailers niets op het schap ligt. Dan raken consumenten teleurgesteld. Dan gaat het niet werken.”