Lees verder
Groen is niet voor niets de nationale kleur van Ierland. Het land heeft namelijk een lange en sterke geschiedenis van op biobased produceren en verwerken. De agrifood-industrie biedt werk aan meer dan 8% van de totale beroepsbevolking, de Ierse export van agrifood is op een all-time high, bosbouwproducten tonen een sterke exportgroei en het gebruik van bio-energie is op zijn hoogst.
Pierre Gielen

Toch is ook deze sector kwetsbaar. Zo ontbrak tot nu toe een overkoepelende strategie om de bioeconomie als geheel te ondersteunen, verder te ontwikkelen en robuuster te maken tegen recessies. Daarom heeft de Ierse regering in maart de Nationale Bioeconomie Strategie gepresenteerd. Deze is gericht op het verhogen van de toegevoegde waarde van de bioeconomie, door het ontwikkelen van nieuwe waardeketens, waarin groene sectoren zoals landbouw, voedsel, bosbouw en visserij worden gekoppeld aan nieuwe industrieën, zoals de biobased chemie, materialen en hernieuwbare energie.

Waardeketens

De overheid ondersteunt dergelijke cross-overs vanuit de verwachting dat deze de economie als geheel ten goede zullen komen, verspilling verminderen, werkgelegenheid scheppen en tegelijk de productie, de export en het duurzaamheidsgehalte van de Ierse economie verhogen. In het eindrapport ‘The Irish Bioeconomy – Definition, Structure, and Situational Analysis’ worden daartoe diverse bestaande en nieuwe kansrijke waardeketens geïdentificeerd. Waarop moet nu de nadruk liggen?

‘Het is niet het een of het ander’, zegt Kevin O’Connor, directeur van het Ierse Bioeconomy Research Centre (BEACON), voorzitter van het wetenschappelijk comité van Biobased Industries Joint Undertaking en beleidsadviseur bio-economie van de Ierse premier. ‘Het zal afhangen van de gebruikte biogebaseerde grondstof en de productdoelmarkt. Maar ik denk dat vooral het gebruik van afval- en nevenstromen om producten met een hogere waarde te creëren, nieuwe waardeketens zal creëren en bestaande waardeketens zal verbeteren.’ Een voorbeeld van zo’n project is AgriChemWhey.

Pilotfaciliteit

De Ierse nationale overheid stimuleert dergelijke ontwikkelingen, steunt fundamenteel en op de industrie gericht onderzoek via het wetenschapsfonds BEACON én subsidieert de bouw van pilotfaciliteiten, zoals die op de Bioeconomy-campus in Lisheen, in het graafschap Tipperary. Deze campus ligt op het terrein van een voormalige mijn en is nu het hoofdkwartier van de Irish Bioeconomy Federation (IBF), een non-profitorganisatie waarin industrie, academici en overheid samenwerken aan het bevorderen van de Ierse bioeconomie. De pilotfabriek wordt in het eerste kwartaal van 2019 in gebruik genomen en gaat een belangrijke rol spelen in het opschalen van nieuwe technologieën van laboratoriumschaal en proof of concept, naar industriële schaal.

Die samenwerking, naar Nederlands model, is kenmerkend voor de Ierse bioeconomie. ‘Het gaat niet om winnaars of verliezers’, zegt O’Connor. ‘Ik geloof erin dat de Ierse regering de juiste infrastructuur heeft opgezet om het onderzoeksinstellingen en grote en kleine bedrijven mogelijk te maken, gezamenlijk kansen te grijpen op de gebieden waar Ierland sterk in is: agrifood en zeevisserij.’

Stabiele groei

Een van de grote uitdagingen daarbij is om primaire producenten, zoals landbouw en visserij, te laten meeprofiteren van deze nieuwe ontwikkelingen. Tot nu toe waren ze vrijwel onzichtbaar in de bioeconomie, terwijl zij wel de primaire producenten van biomassa zijn. De belangen lijken dan ook tegengesteld: de industrie wil goedkope, direct beschikbare biomassa, maar dat mag er volgens O’Connor niet toe leiden dat de producenten van deze biomassa worden uitgeperst. Zij moeten ook de kans krijgen om mee te profiteren van de opbrengsten van het product met toegevoegde waarde dat het eindresultaat is van de verwerking van hun biomassa.

‘Boeren en hun organisaties moeten zich bezinnen over de manier waarop ze zijn georganiseerd en beter onderhandelen over een goede prijs voor hun producten. De vorming van joint ventures, omscholing en re-skilling zijn cruciaal, zodat deze biomassaproducenten hogerop in de waardeketen kunnen komen, dichter bij het eindproduct waarop het overgrote deel van de winst wordt gemaakt. Het betekent dat de landbouwers en de sector moeten samenwerken met universiteiten en andere kennisinstellingen, om nieuwe kennis, bedrijfsmodellen en technische vaardigheden te ontwikkelen. Alleen dan kunnen zij hun bedrijven stabieler laten groeien en de ontwikkeling van plattelandsgemeenschappen ondersteunen.’

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met het Bio-based Industries Consortium