Lees verder
‘De focus op tweedegeneratie biomassa als feedstock voor biopolymeren is onzinnig. Het is een duurder proces en er zijn meer technologische risico’s aan verbonden. specifiek voor Nederland: waarom geen suikerbieten? je hebt maar een fractie nodig van het beschikbare areaal, dus een ‘food-versus-polymer-debat’ is geen issue.’
Lucien Joppen

Natureworks, ziet de Europese focus op tweedegeneratie biomassa voor bioplastics in dit tijdsgewricht als een verkeerde keuze. Terwijl op andere continenten bioplastics op basis van suiker worden geproduceerd, zoeken Europeanen naar de heilige graal. Daarbij ligt het zwaartepunt op precompetitief onderzoek, volgens Verbruggen evenmin een gelukkige keuze. ‘In Europa wordt geïnvesteerd in onderzoek en pilot plants, in de VS, Zuid-Amerika en Azië in het aantrekken van grote productiebedrijven.’

Wat is er mis met tweedegeneratie biomassa?

‘De polymeren op basis van deze feedstocks zijn momenteel duurder dan van suikers op basis van mais, suikerriet of suikerbieten. Daarnaast zijn aan de technologie risico’s verbonden. Het is nog niet een opgeschaalde technologie met een track record. Natureworks produceert al jaren biopolymeren op basis van suikers uit mais en suikkerriet. Het is een proven concept. Verder is er meer dan voldoende areaal voor bijvoorbeeld suikerbieten, in Nederland wordt onder het bestaande Europese suikerquotasysteem de teelt van suikerbieten gelimiteerd. Haal deze limitering weg en er is meer dan voldoende grondstof voor een belangrijke bioplasticsindustrie.’

Waarom dan toch tweedegeneratie?

‘Dat heeft deels te maken met het idee dat materialen op basis van voedingsmiddelen ingrijpen in de food supply en mogelijk een prijsopdrijvend effect kunnen hebben. Welnu, voor biopolymeren is dit klinkklare onzin. Kijk naar de petrochemie: van elke liter olie gaat 93 procent naar benzine of diesel en 7 procent naar materialen. Hetzelfde geldt min of meer voor het gebruik van biomassa voor energie (bijvoorbeeld electriciteitscentrales), voor brandstof en voor biopolymeren. De twee eerste toepassingen zijn intrinsiek grootschalig en kunnen potentieel een invloed hebben op voedsel prijzen. Biopolymeren zijn veel kleinschaliger kleinschaliger, maar dat verschil wordt niet altijd onderkend door de media en politici. Verder worden bijvoorbeeld mais en tarwe al langer gebruikt voor een combinatie van food, feed en industriële toepassingen. In het verleden was dit nooit een probleem maar ook dit aspect is onvoldoende bekend.’

Waarom dan toch de aandacht voor cellulosic?

‘Tja, onderzoeksinstituten kunnen nog scoren met deze materie. plA produceren uit bietsuiker is niet sexy, maar plA uit reststromen wel, ook al prijs je je daarmee uit de markt. Het geeft opnieuw aan hoe de aandacht in Europa geconcentreerd is op R&D. Dat het ontwikkelde product nadien geen commerciele toekomst heeft zonder subsidie, speelt blijkbaar geen rol in de projectbeslissing. Dat geldt zeker voor tweedegeneratie biomassa – neem woodchips – die in Europa wordt gesubsidieerd voor energiedoeleinden. Voor een energiebedrijf is dit geen probleem, ze kunnen de hogere prijzen doorberekenen, maar een bedrijf dat plA maakt op basis van deze feedstock kan dat niet. Dus of je gebruikt de goedkoopste grondstof zoals bietsuiker of je gebruikt een duurdere grondstof maar dan heb je dezelfde subsidies nodig dan andere gebruikers van die grondstof. De conclusie is dan ook: des te meer Europa het gebruik van cellulose subsidieert voor bepaalde toepassingen (zoals energie en brandstof), des te lager de kans dat deze grondstof gebruikt kan worden voor biopolymeren.’

Het is een veelgehoorde klacht. Europa stimuleert het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden – een laagwaardige vorm -, maar vergeet de meer hoogwaardige toepassingen een zetje in de rug te geven.

‘Klopt. Er zijn gelukkig uitzonderingen. Zo heeft de Italiaanse overheid sinds kort besloten om traditionele plastics in boodschappentassen te verbieden, waarbij het gebruik van bioplastics als een alternatief wordt gepromoot. Het land heeft een lange kustlijn en wil zo de vervuiling door niet-afbreekbare plastics voorkomen. Daarnaast wil het ook de Italiaanse chemie, die internationaal moeilijk kan concurreren, een zetje in de rug geven. Al met al lijkt Europa niet zo geïnteresseerd te zijn in concrete, marktbevorderende maatregelen. De focus ligt meer op kennisopbouw en R&D met als gevolg dat overal op het continent pilotfabrieken worden neergezet. Het gevaar is dat bedrijven op andere continenten, mede op basis van deze opgebouwde kennis, met de investeringsbuit gaan lopen. Zeker als het in de Verenigde Staten, onder andere via leninggaranties, en in Azië, via belastingvoordelen, aanzienlijk aantrekkelijker is om fabrieken te bouwen. We bouwen momenteel een fabriek in Thailand. We zitten daarmee dicht op goedkope feedstock en, dankzij lokale ondersteuningsmaatregelen, zijn de kapitaalinvesteringen verhoudingsgewijs gering.’

Wat moet of kan Europa doen om het tij te keren of is het al te laat om actie te ondernemen?

‘Het is nog niet te laat. In de komende jaren, zeg tot 2018, zullen wereldwijd grote investeringen plaatsvinden in de productiecapaciteit van bioplastics. Als Europa op hetzelfde spoor doorgaat, vrees ik dat het continent achter het net gaat vissen. Anderzijds heeft Europa de middelen, mensen en een substantiële interne markt om een inhaalslag te maken, maar dan moet het wel haar focus verleggen van onderzoek naar productie en, zoals eerder vermeld, hoogwaardigere verwaardingen van biomassa stimuleren.’ Marc Verbruggen: ‘PLA produceren uit bietsuiker is niet sexy, maar PLA uit reststromen wel, ook al prijs je je daarmee uit de markt.’

Even los van globale rivaliteit tussen de verschillende continenten, hoe ontwikkelt de markt van bioplastics zich? Vaak worden groeipercentages genoemd van 20 tot 30 procent? Is dat realistisch?

‘Dat hangt af van het materiaal. In pHA, met een globale productiecapaciteit op jaarbasis van minder dan 20.000 ton, is 30 procent groei gedurende een jaar of drie, vier haalbaar. Ik lees ook wel eens prognoses, waarbij een bedrijf verwacht dat het op korte termijn bijvoorbeeld 2 procent gaat pakken in de mondiale polystyreenmarkt (volume 3 miljoen ton, red.). Daar haal ik wel mijn wenkbrauwen bij op. Het is niet zozeer de vraag die ik in twijfel trek, maar meer een gebrek aan kapitaal om voldoende capaciteit uit te bouwen. Hoe kun je in hemelsnaam in korte tijd voldoen aan zo’n explosieve vraag? Als plA-producent geven we vanzelfsprekend ook prognoses af. Deze zijn wel gebaseerd op lopende programma’s met onze afnemers zodat we een zo realistisch mogelijk beeld kunnen schetsen. Ons doel is de komende jaren per annum een volumegroei tussen de 15 en 20 procent te realiseren. Momenteel verkopen we ongeveer 100.000 ton wereldwijd, dus reken maar uit.’ Op middellange termijn voorzie ik dat we onze capaciteit uit kunnen breiden tot een miljoen ton, die wereldwijd door vijf grote productielokaties kan worden verzorgd.’

Wat zijn de belangrijkste concurrenten van PLA in bioplastics?

‘PLA zit in de hoek van de rigide plastics als pVC, pET en polystyreen, grondstoffen voor producten als waterflessen of koffiebekers. Andere bioplastics, bijvoorbeeld biopolyethyleen (BioPE van Braskem), zijn zachtere plastics, zie de folies of films. We concurreren dus niet met andere bioplastics. Sterker, we werken vaak samen, bijvoorbeeld met Metabolix (PHA producent, red.) om blends te produceren die het midden houden tussen rigide en zachte plastics. De PHA maakt PLA minder rigide. Een mooi voorbeeld is bijvoorbeeld een kredietkaart, nu gemaakt van PVC, die met dit soort blends geproduceerd kan worden. In het algemeen concurreren we dus met gangbare commodity plastics zoals PET, PVC en polystyreen , die op grote schaal geproduceerd worden en waarbij kostprijs een zeer belangrijk aspect is. Echter, met olieprijzen rond de 100 dollar per vat is het mogelijk met bioplastics op basis van maïs of suiker op prijs te concurreren met deze commodity plastics. Vanzelfsprekend zal een uitbreiding van de (mondiale) productiecapaciteit van PLA ervoor zorgen dat het prijsniveau nog scherper wordt en daarmee de concurrentie met commodity plastics eenvoudiger.’

U had het eerder over suiker als feedstock, waarbij u tweedegeneratie feedstock bestempelt als een verkeerde keuze. Echter, op uw website neemt u als feedstock van de toekomst wel tweedegeneratie biomassa mee en – op langere termijn – CO2 en methaan.

‘Momenteel is het zeker onzinnig om voor bioplastics te mikken op tweedegeneratie biomassa. Dat wil niet zeggen dat Natureworks andere feedstocks à priori uitsluit. Ik denk daarbij in eerste instantie aan reststromen uit de suikerproductie zoals bagasse en in mindere mate aan bladeren, stengels en ander restmateriaal. Het voordeel van bagasse is dat het reeds verzameld wordt bij de sugar mill dus het product is beschikbaar. Vraag is dan alleen of suikers uit de bagasse goedkoper zijn dan rietsuiker. Derdegeneratie grondstoffen, zoals CO2 en methaan, zijn voor ons bedrijf uitermate interessant. Mocht de productie van monomeren op basis van CO2 en methaan kunnen plaatsvinden, dan is geen biomassa meer nodig en is dus ook de hele foodversusfueldiscussie overbodig. We zetten dan immers vervuilende elementen om in producten. Ik verwacht dat deze feedstock binnen 5 tot 10 jaar in industriële productie zal worden genomen.’