
Carrez legt de vinger precies op de gevoelige plek. Wereldwijd groeit de bioplasticsmarkt met een indrukwekkende 13 procent per jaar. “Dat is veel sneller dan de fossiele markt, die op 3 procent blijft steken”, stelde Michael Carus van het nova-Institut (Duitsland) tijdens het webinar. De vraag neemt toe, de technologie is er. Maar in Europa ontbreekt het momentum.”
Hoe dat komt? Carus: “Landen als India en de Verenigde Arabische Emiraten tonen politieke moed. Zij laten expliciet bioplastics toe in verpakkingen en creëren daardoor vraag – en dus investeringen. In Europa ontbreekt dit lef. Zonder heldere regelgeving blijft de markt marginaal. Europa heeft quota nodig voor biobased grondstoffen, net zoals voor recycling. Alleen dan ontstaat de zekerheid die investeerders nodig hebben.”
De belofte van PEF

Volgens Carus zijn de zogeheten ‘dedicated bioplastics’ (zoals PEF, PHA en PLGA) essentieel voor innovatie. Het gaat daarbij niet om biobased versies van bestaande kunststoffen, maar om materialen met eigen chemie en eigenschappen. Ze bieden nieuwe kansen en voordelen, maar de marktintroductie is ook extra complex. Zo is de validatie van nieuwe plastics vaak incompleet en zijn de marges dun in een wereldmarkt waarin overproductie van fossiele plastics de prijzen drukt.
Toch is het groene chemiebedrijf Avantium (Nederland) er in geslaagd om een commerciële flagshipfabriek voor PEF (polyethyleenfuranoaat) te bouwen in Delfzijl, in Noord-Nederland. PEF is een van de meest veelbelovende nieuwe biobased kunststoffen, een rechtstreekse vervanger van het veelgebruikte fossiele PET.

Cruciaal voor de realisatie van deze fabriek was het PEFerence-project, gefinancierd door CBE JU, de gezamenlijke onderneming van BIC en de Europese Commissie. “De ondersteuning voor hogere TRL-projecten vanuit Europa zoals dit is onmisbaar om het vertrouwen te winnen van nieuwe investeerders en partners”, zegt Ed de Jong, Vice-President Development bij Avantium. Hij verwijst daarmee naar de ‘second valley of death’ waar veelbelovende innovaties maar al te vaak op stranden: kapitaal ophalen wordt moeilijk zodra er grote, risicovolle investeringen nodig zijn om de stap te maken naar commerciële productie. Publieke financiering zoals door CBE JU kan dan net genoeg zijn om investeerders over de streep te trekken.
“Grote merken, waaronder de PEFerence-partners Henkel, Carlsberg en LVMH (Louis Vuitton Moët Hennessy), erkennen zeker het potentieel. In de afgelopen jaren heeft Avantium twintig off-take-overeenkomsten getekend (5 kiloton). “Om de kosten te verlagen, moeten we verder opschalen”, zegt De Jong. “Daarom werken we aan de verkoop van technologielicenties aan partners wereldwijd, zodat zij fabrieken onder licentie kunnen bouwen die tot twintig keer groter zijn.” Zo heeft Avantium onlangs een Europees consortium gevormd met Tereos en LVMH, dat zal worden uitgebreid met extra partners, met de intentie om de eerste industriële grootschalige fabriek in Europa te bouwen en te exploiteren onder een technologielicentie van Avantium.”
Van CO₂ naar nieuwe polymeren

Intussen kijkt Avantium verder dan PEF. In het nieuwe door CBE JU gefinancierde HICCUPS-project werkt het bedrijf aan de ontwikkeling van PLGA uit CO₂ door middel van elektrochemie. Dit polymeer is al bekend in de medische sector, bijvoorbeeld in oplosbare hechtingen. Avantium wil het ook toepassen in verpakkingen. “Het materiaal heeft uitstekende barrière-eigenschappen en is volledig recyclebaar, thuis composteerbaar en afbreekbaar in het mariene milieu”, zegt Yap Chie Cheung, Managing Director Volta van Avantium. “We richten ons eerst op de markt voor meerlaags verpakkingen, waarbij we fossiele zuurstofbarrières willen vervangen door een duurzame oplossing, die CO₂-negatief is wanneer hernieuwbare elektriciteit wordt gebruikt. Bovendien kunnen we met een elektrochemisch proces een hoogwaardig product maken met minimale afvalstromen.”
Dat soort innovaties vraagt enorme investeringen. Het succes van projecten als HICCUPS of PEFerence hangt af van publieke steun. De Jong benadrukt echter dat het in Europa veel makkelijker is om subsidie te krijgen voor fundamenteel onderzoek dan voor opschaling. “Er is dringend behoefte aan financiële instrumenten voor de stap van pilot naar demo en flagship.”
Intelligente materialen
Meer pioniers lopen tegen die realiteit aan. In het Kroatische Bio-mi werkt Filip Miketa al meer dan tien jaar aan de ontwikkeling van gecertificeerde biobased en composteerbare thermoplastics. Zijn bedrijf is de eerste in Zuidoost-Europa die volledig gecertificeerde bioplastics produceert, en combineert dat met intensieve deelname aan Europese projecten, waaronder POLYMEER, FURIOUS en ELLIPSE.

“Wij ontwikkelen intelligente materialen uit ondenkbare bronnen”, zegt Miketa. “Dat kan gaan van rijstvlies en brouwerijafval tot kippenveren, tomatenzaden of CO₂. Het doel is om fossiele plastics te vervangen door biobased alternatieven met vergelijkbare prestaties, maar een veel kleinere ecologische voetafdruk.”
Opschaling is ook hier de grootste bottleneck. “Met een beperkte beschikbaarheid van testmateriaal is het lastig om alle verwerkingsparameters te testen. Je kunt materialen pas echt valideren als je tientallen of honderden kilo’s hebt.”
Daarnaast wijst hij op het gebrek aan regelgeving en marktprikkels. “We concurreren met fossiele materialen die twee keer zo goedkoop zijn”, zegt hij. “Een kilo polyethyleen kost tussen 1 en 1,20 euro; een biobased kunststof al gauw het dubbele. Zonder steun van de Europese Commissie kunnen we die kloof niet dichten. Misschien moeten er wel importtarieven komen op fossiele plastics, zoals nu al bij staal gebeurt.”
Toch ziet Miketa de toekomst positief. “CBE JU-projecten geven ons niet alleen financiële steun, ze brengen ook partners samen uit de hele waardeketen. We leren van elkaar, ontwikkelen samen en tonen aan wat er technisch en economisch mogelijk is. Alleen zo kunnen we van laboratorium naar markt.”
Het langetermijndoel van Bio-mi is helder: “We willen aantonen dat biobased plastics niet alleen een West-Europees verhaal zijn. We willen een serieuze schakel worden in de Europese waardeketens. Met betere materialen, schonere bodems en producten die écht groen zijn — niet alleen in naam.”
Kantelpunt
De regelgeving in Europa vormt voorlopig zowel een rem als een katalysator. Volgens Julie Pieters, EU Policy Affairs Manager bij European Bioplastics (EUBP), is de nieuwe Packaging and Packaging Waste Regulation (PPWR) een belangrijk kantelpunt. Voor het eerst wordt in Europese wetgeving expliciet verwezen naar biobased content.

“Artikel 8 van de PPWR is eigenlijk de eerste echte wettelijke hoeksteen voor bioplastics”, legt ze uit. “De Commissie is verplicht om een voorstel te doen voor doelstellingen voor biobased grondstoffen in plastic verpakkingen, op basis van een technologische en milieukundige beoordeling die uiterlijk in 2028 zal worden afgerond. Dat lijkt ver weg, maar het is een duidelijk signaal dat bioplastics onderdeel gaan worden van het Europese beleid.”
Zo’n stap kan volgens haar een gamechanger zijn. “Ongeveer de helft van de markt voor bioplastics zit in verpakkingen. Als er quota of minimumniveaus komen voor biobased content, geeft dat bedrijven eindelijk de zekerheid om te investeren. Dat is precies wat we nu missen.”
Ook composteerbaarheid krijgt in de PPWR een formele status los, van alleen de end-of-life-fase. Het wordt vanaf 2028 zelfs een productvereiste voor specifieke toepassingen, zoals theezakjes, coffeepads en fruit- en groentestickers. Lidstaten mogen die verplichting uitbreiden naar andere toepassingen en zouden dat ook moeten doen, mits ze de juiste infrastructuur hebben.
Italië loopt daarin voorop. “Daar werkt het EPR-systeem (voor uitgebreide producentverantwoordelijkheid, -red.) uitstekend: composteerders krijgen een vergoeding voor het verwerken van composteerbare verpakkingen en kunnen daardoor de volledige composteerduur van twaalf weken hanteren. In andere landen willen verwerkers sneller draaien, omdat ze per ton input betaald krijgen. Dat maakt het lastiger om composteerbare plastics goed te verwerken.”
Pieters de eerste tekenen van verandering, nu steeds meer lidstaten biobased oplossingen actief opnemen in hun afvalbeleid. Daarmee groeit ook de erkenning dat bioplastics bijdragen aan de defossilisering van de economie. Maar wat Europa nu vooral nodig heeft, is samenhang en uitvoeringskracht. “We hebben prachtige doelstellingen in strategieën als de Bioeconomy Strategy en de Green Deal, maar de implementatie blijft gefragmenteerd. Soms denk ik dat een bottom-up-aanpak — met lokale pilots en duidelijke voorbeelden — meer oplevert dan grote top-down-plannen. De technologie is er. Nu moet de praktijk nog volgen.”]
Samenwerking als sleutel
Zowel bedrijven als beleidsmakers benadrukken dat samenwerking cruciaal is. “Niemand kan de circulaire transitie alleen maken”, zegt Filip Miketa. “CBE JU is een fantastische katalysator, omdat het niet alleen geld biedt, maar ook partners verbindt die samen de hele waardeketen bestrijken.”
Julie Pieters ziet hetzelfde: “We hebben heldere standaarden, eerlijke beprijzing van CO₂ en investeringszekerheid nodig. Alleen dan kunnen we van pilots naar industriële productie.”
Ed de Jong sluit zich daarbij aan: “Europa is goed in innovatie, maar slecht in commercialisatie. We moeten nieuwe ideeën omzetten in nieuwe business, anders blijven we achter bij Azië en het Midden-Oosten. Dit is hét moment om door te pakken.”
De technologie is er, de vraag groeit, en de urgentie is groot. Maar de weg naar een circulaire verpakkingssector blijft steil. Zonder duidelijke beleidskeuzes, financiële instrumenten en publieke-private samenwerking blijft de Europese bioplasticsindustrie een belofte. Met de juiste mix van innovatie, regelgeving en durf kan ze echter uitgroeien tot wat Carrez tijdens het BIC-webinar samenvatte als de volgende logische stap: “Van niche naar mainstream – dat is waar biobased verpakkingen thuishoren.” De komende jaren zullen uitwijzen of Europa de moed heeft om die stap ook echt te zetten.
Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met het Bio-based Industries Consortium (BIC).
Beeld bovenaan: Parilov/Shutterstock

