Lees verder
In een recent advies pleit de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa (Corbey) voor versnelde invoering van geavanceerde biobrandstoffen via verplichte bijmenging. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het gebruik van biomassa als grondstof voor de chemische industrie.
Joost van Kasteren

Biomassa is een populaire brandstof, omdat het een snelle manier is om de doelstellingen voor hernieuwbare energie te realiseren. Inzet van biomassa wordt dan ook flink gestimuleerd, onder andere door het verplicht bijmengen van ethanol en biodiesel en door het subsidiëren van biomassa als brandstof in elektriciteitscentrales. Er zijn echter twee problemen met deze eerste generatie biobrandstoffen. Het eerste is dat het gebruik van biomassa als brandstof concurreert met de productie van voedsel voor mens en dier. Het tweede probleem is dat het financieel en anderszins stimuleren van biomassa als brandstof het gebruik van biomassa als grondstof voor de biobased industrie op achterstand zet. Colette Alma, directeur van de VNCI, stelde onlangs voor dat biomassa die gebruikt wordt als grondstof, mee moet worden geteld als hernieuwbare energie om deze toepassing op gelijke wijze te stimuleren.

 

Advies op het juiste moment

Om de concurrentie met voedsel te voorkomen, heeft het Europese Parlement begin september een voorstel goedgekeurd om de verplichte bijmenging van ethanol en biodiesel in transportbrandstoffen te verlagen naar 6 procent in 2020, een stuk lager dan de eerder afgesproken 10 procent. Die 6 procent is een compromis tussen de wens van de Europese Commissie die een limiet van 5,5 procent wilde en de industrie, die de afgelopen jaren fors heeft geïnvesteerd in productiecapaciteit voor biobrandstoffen. Het gevolg is wel dat Europa extra moet inzetten op tweedegeneratie geavanceerde biobrandstoffen om de afgesproken tien procent hernieuwbare energie in de transportsector te halen in 2020.
Zo bezien komt het advies van de Commissie Corbey, dat in september werd gepubliceerd, op het juiste moment. Daarin staat een aantal stevige aanbevelingen voor het versneld invoeren van geavanceerde biobrandstoffen, waarbij de Commissie ook nadrukkelijk oog heeft voor het gebruik van biomassa als grondstof voor de chemische industrie.

 

Stabiel overheidsbeleid

Geavanceerde biobrandstoffen concurreren, zoals eerder vermeld, niet met voedsel en leidt ook niet of nauwelijks tot verschuivingen in landgebruik, maar dat moet wel aangetoond worden door te voldoen aan duurzaamheidscriteria, aldus de commissie.
De beste manier om technologie en markt voor geavanceerde biobrandstoffen te ontwikkelen, is volgens de Commissie een langdurig stabiel overheidsbeleid. Op de korte termijn, de eerstkomende tien jaar, kan dat het beste via een bijmengverplichting, zoals ook geldt voor de eerste generatie biobrandstoffen. Een bescheiden half procent in 2020, oplopend tot twee procent in 2024. Daarmee wordt dus niet de beoogde tien procent hernieuwbare energie in de transportsector gerealiseerd, erkent commissievoorzitter Dorette Corbey. ‘Ja, dat zal op een andere manier moeten, want daarvoor is de ontwikkeling van geavanceerde biobrandstoffen nog niet ver genoeg.’

 

Sturen op CO2

Daarom adviseert de Commissie ook om geld vrij te maken voor onderzoek, ontwikkeling en demonstratieplants. Dat kan budgettair neutraal door een tijdelijke en minieme opslag op de brandstofprijzen van een halve cent per liter. Bij een verbruik van 12 miljard liter per jaar levert dat ruim 60 miljoen euro op.
Op de langere termijn, rond 2030, kan de bijmengverplichting vervallen en moet worden gestuurd op CO2. Corbey: ‘Sturen op emissiereductie van CO2 en overige broeikasgassen is de beste en meest eenduidige manier om klimaatdoelstellingen te realiseren.’
Een bijkomend voordeel van sturen op emissiereductie is dat de oneigenlijke concurrentie tussen biomassa als brandstof en biomassa als grondstof kan verdwijnen. Corbey: ‘Bioraffinage levert naast brandstof ook andere waardevolle producten op. Daarom is de emissiereductie allicht groter dan wanneer biomassa alleen als brandstof wordt gebruikt. Via accijnskortingen of vrijstelling voor biobrandstoffen op basis van de CO2-uitstoot in de hele keten kun je bioraffinage stimuleren.’

Bron: VNCI